Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lezen in de brief aan de Hebreeën (8)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lezen in de brief aan de Hebreeën (8)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mozes is in zijn bediening trouw geweest. Maar meer nog dan Mozes was Christus, de Zoon van God, getrouw in de uitvoering van Zijn opdracht. Dat lazen we in de eerste zes verzen van Hebreeën 3. De apostel noemt Christus’ gemeente Zijn huis. Daar wil Hij wonen en Zijn zegen geven. Maar er is wel een voorwaarde: “indien wij maar de vrijmoedigheid en de roem der hoop tot het einde toe behouden” [3: 6b]. Dat wijst, aldus de SV-kanttekeningen op “het geloof en vertrouwen op Christus, waardoor wij een vrijmoedige toegang hebben tot God, als tot onze Vader.” Alleen als dat het geval is, zal het werk van de Heere Jezus ons ten goede komen.

Het tweede gedeelte van hoofdstuk 3 sluit hier op aan. Met woorden van een scherpe vermaning. En met veel citaten uit het Oude Testament. Het begint met een brede aanhaling uit Psalm 95. De lezers van de brief moeten lering trekken uit de geschiedenis van Israël. Met name wordt, door middel van deze Psalm, herinnerd aan de woestijnreis van het volk. Het was een ontrouw en ongehoorzaam volk. Ze hebben hun harten verhard en de Heere verzocht. Verwezen wordt naar de opstand tegen de Heere bij Massa en Meriba. De namen betekenen: twist en verzoeking. Het waren van dat volk niet alleen ongehoorzame daden, maar hun hart, dus hun binnenste, was in verzet tegen de Heere. Tot vier keer toe wordt gesproken over het hart: “Verhardt uw harten niet… Altijd dwalen zij met hun hart… Een boos en ongelovig hart…” [3: 8, 10, 12, 15].

Waarom schrijft de apostel dit alles? Om de Hebreeën ditzelfde op het hart te drukken. Belangrijk is het woordje daarom aan het begin van vers 7. Nadat de schrijver zijn lezers erop wees dat het nodig is aan de vrijmoedigheid van het geloof en de roem der hoop vast te houden [3: 6], wijst hij op de gevolgen wanneer ze dat niet doen: “Daarom…” [3: 7]. Dan vervallen ze immers in de zonden van Israël in de woestijn: verharding van het hart [3: 8], dwalen met het hart [3: 10], Gods wegen niet kennen [3: 10]. De schrijver geeft aan dit alles nog eens extra gewicht door er op te wijzen dat de woorden van Psalm 95 Goddelijke woorden zijn: “Daarom, gelijk de Heilige Geest zegt…” [3: 7]. Het verschrikkelijke gevolg? “Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn: indien zij in Mijn rust zullen ingaan…” [3: 11]. Dat laatste betekent: nooit zullen ze binnengaan in het land der rust!

Het zijn geen geringe dingen die hier aan de Hebreeën worden geschreven. De vergelijking is confronterend. Overigens niet anders dan de apostel Paulus doet in zijn eerste brief aan de Korinthiërs. “Ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn… Maar in het merendeel van hen heeft God geen welgevallen gehad, want zij zijn in de woestijn ter nedergeslagen. En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden…” [1 Kor. 10]. Paulus schreef dit tot waarschuwing. In dezelfde zin moet Hebreeën 3 (en niet minder hoofdstuk 4) gelezen worden. Als een dringende vermaning tegen het gevaar van afval.

De Hebreeën liepen dus gevaar afvallig te worden van het geloof. Hoe goed was het begonnen. In vers 14 lezen we dat ze Christus deelachtig zijn geworden. Maar zouden ze nu van deze vaste grond afglijden? Als het van hen afhing zou dat inderdaad gebeuren. Namelijk als ze zich niet zouden oefenen om deze vaste grond tot het einde toe te behouden. Vandaar roept de apostel hen op om op elkaar toe te zien: “Vermaant elkander te allen dage, zolang als het heden genaamd wordt, opdat niet iemand uit u verhard worde door de verleiding der zonde” [3: 13]. Daarbij hoeven we niet perse te denken aan allerlei grove uitspattingen. De laatste woorden van hoofdstuk 3 geven aan waar het werkelijk aan schortte. “Zij hebben niet kunnen ingaan vanwege hun ongeloof” [3: 19]. Zo was het geweest bij Israël in de woestijn. En dat dreigde zich te herhalen bij de Hebreeën in de tijd van de apostelen. En zou dezelfde vermaning ook nu niet nóg op zijn plaats zijn? Het ongeloof als de oorzaak van ons verloren-gaan.

In het geheel van de brief aan de Hebreeën is ongeloof vooral: het niet genoeg hebben aan Gods Woord, aan Zijn vermaning en belofte. Israël in de woestijn hield te weinig het oog gericht op het land dat hun beloofd was. Ze waren ontevreden met de weg waarin de Heere hen leidde. Ze leefden niet bij Gods betrouwbare beloftewoord. Ze wantrouwden dat Woord van de Heere. Ze hadden er niet genoeg aan. En zo kennelijk ook de Hebreeën niet, toen verdrukking en vervolging aanstaande leken. Toch vraagt de Heere het van Zijn Kerk. Om “het beginsel van deze vaste grond tot het einde toe vast te behouden” [3: 14]. Zo niet? O, wat ernstig: “Hij heeft gezworen dat zij in Zijn rust niet zouden ingaan!” [3: 18].

“Wilt gij niet door dood en duivel omkomen, zo houd u te midden van nood en smart aan Christus’ bloed, ja, houd u daaraan. En willen nu vlees en bloed en de wereld u uit het Woord drijven, welaan, al beeft uw hart ook bij de gedachte, of het wel waar is, houd u evenwel aan het Woord; gij hebt Gods wil vernomen!” [dr. H.F. Kohlbrugge].

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 2021

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Lezen in de brief aan de Hebreeën (8)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 2021

Bewaar het pand | 12 Pagina's