Antwoorden van u (1)
Halverwege februari jl stelde ik aan onze geachte lezers enkele vragen, niet vermoedend dat het zoveel pennen en tongen in beweging zou zetten. Voor alle reacties heel hartelijk bedankt! Ik wist wel dat ons blad gelezen werd, maar het is opnieuw weer gebleken! Ik kreeg vele reacties, de meeste via de mail. Ook weet ik dat andere lezers er een gezellige avond mee hebben gehad in het zoeken naar antwoorden. Het wordt nu hoog tijd om op uw reacties in te gaan!
De eerste vraag ging over Jozef die zich bij het bekend maken aan zijn broeders vraagt: Leeft mijn vader nog? Ze hadden het immers steeds over Jakob gehad? Vanwaar dus toch die vraag?
Het viel me al gauw op dat de antwoorden die ik mocht ontvangen zonder uitzondering alle dezelfde richting op wezen. Ik ben daar blij mee. Geestelijk onderwijs ligt er in Gods Woord en dat is ook zo in de zo bekende geschiedenissen van Jozef en dus ook in deze uitroep van Jozef. Iemand schreef: In Genesis 43:27 vraagt Jozef naar de welstand van zijn vader, maar hij doet dit vooralsnog als iemand die de broeders en hun vader niet kent. Hij heeft het over uw vader. Maar nu hij laat weten wie hij is en dan vooral de bloedverwantschap voelt, met name met zijn geliefde vader, nu spreekt hij op intieme wijze over ‘mijn’ vader. Een andere lezer gaat op dit gedachtespoor verder. Jozef hoort veel over het verdriet van zijn vader. En aangezien zowel vader Jakob als zijn zoon Jozef geestelijke mensen waren, is Jozef verlangend te weten hoe het geestelijk gesteld is met zijn vader. Hij wist immers ook van de wonderlijke dromen waarin de Heere Zich aan Jozef openbaarde en bewaarde die toch diep in zijn hart? Weer een andere lezer voegt eraan toe dat de wonderlijke dromen van Jozef niet de enige, niet de eerste woorden van God tot Jakob waren. Hij was door genade immers de drager van de belofte van heil voor Abraham en zijn zaad?
Jozefs vraag is dus een vraag naar de geestelijke welstand van zijn vader. De Heere heeft Jozef in diepe wegen op de been gehouden en zou Hij dat bij zijn oude vader dan niet gedaan hebben? Jozef verlangde te weten hoe het geestelijk met zijn vader gesteld was.
Kortom, volgens een nog weer andere lezer, uitte Jozef natuurlijk in deze woorden ook zijn natuurlijke liefde tot zijn vader en zijn verlangen hem te ontmoeten, maar dieper nog lag het verlangen naar elkaar vanwege Gods werk in hun beider leven. Een lezer kwam met een persoonlijke ontboezeming van persoonlijk verlangen de Heere toch te mogen kennen als zijn persoonlijke Vader: weet de Heere van mij af? O, zulk een verlangen is niet uit de mens maar van de Heere. En Hij Die zowel het ene werkt, het verlangen, schenkt op Zijn tijd ook de vervulling.
Ik eindig met een ontroerend antwoord van een volgende lezer, die in dezelfde lijn denkt als zojuist kort getekend. Hoe is het mijn met vader geestelijk gesteld? Heeft God hem niet Israel genoemd? Is hij in de achterliggende jaren wel Israel geweest? Is hij werkzaam geweest voor het Aangezicht van God? Of is hij (Jozef kende ook wel het neerslachtige karakter van zijn vader, dat ook geestelijk zo’n rol kan spelen) misschien terneergeslagen en worstelt hij met Gods weg als een eenzame mus op het dak en verkeert hij als een roerdomp in de woestijn? Is mijn vader Jakob nog wel eens een Israel? Hier spreekt iemand die zelf geoefend is op de school van het lijden en vele beproevingen. Totdat het Woord des Heeren kwam, vervuld werd, heeft de rede des Heeren, dat beloftewoord, Jozef immers gelouterd en beproefd als zilver? Zie maar Psalm 105 vers 19. En is de beproevingsweg niet het deel van allen die de Heere vrezen?
Als we dit zien verstaan we ook de reactie van vader Jakob op de onverwachte boodschap dat Jozef nog leefde. Eerst is er bij die plotselinge lichtstraal in Jakobs donkere ziel het ongeloof, want zijn hart bezweek. Maar Jozef zond, zoals ook de meerdere Jozef doet, tekenen van Zijn liefde en bewijzen dat hij leeft. Daarop werd de geest van vader Jakob levendig. Het Paaslicht ging op in zijn ziel en dan roept hij als een Israel, staande in de kracht van het geloof, het geloof in de belovende en altijd alles vervullende God, uit: Het is genoeg! Mijn zoon Jozef leeft nog! Ik zal gaan en hem zien, eer ik sterve!
Met dat heerlijke woord en met die overtuigende bewijzen kon hij het doen. Hij beleed als een Israel, een vorst Gods, het geloof in zijn God. Maar Jozef zelf had hij nog niet ontmoet. Herkent u het? Maar Israel trok in het geloof op Egypte aan. De Heere was zo goed voor hem en o wie was hijzelf geweest? Zijn oude hart jubelde van vreugde en zo trok hij Jozef tegemoet. En wie kwam hem onderweg tegemoet? Wat een onbeschrijfelijke vreugde vervulde beider harten. Wie de Heere vindt smaakt dezelfde vreugde. Maar die blijdschap is er ook in
het hart van de Heere. De discipelen waren verblijd toen zij de Heere op die paasdag zagen, maar het hart van de Heere was het meest blij van allen. Vrede zij ulieden.
Tenslotte: toen Jakob zei dat hij nu kon sterven wil dat niets anders zeggen dan dat hij vele jaren geleefd had met iets dat nog opgelost moest worden. Had God nu gesproken of had hij zich alles maar ingebeeld? In ieder geval maakt God het nu alles goed en daalt Gods vrede in zijn hart.
Een hartelijke groet en we hopen de volgende keer verder te gaan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 2021
Bewaar het pand | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 2021
Bewaar het pand | 12 Pagina's