Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Belijdenissen Van Augustinus (3) – Augustinus’ Kindertijd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Belijdenissen Van Augustinus (3) – Augustinus’ Kindertijd

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Augustinus’ kindertijd

Het eerste grote onderwerp waar Augustinus - na een inleiding – in zijn ‘Belijdenissen’ over schrijft, is zijn kindertijd (infantia). Aan het begin van deze periode heeft Augustinus geen actieve herinnering. Toch probeert de bisschop zich er een beeld van te vormen. Hij maakt daarvoor dankbaar gebruik van wat hij van anderen heeft gehoord, en wat hij zelf bij pasgeboren kinderen ziet: ‘Gij hebt de mens het vermogen gegeven om uit andere mensen conclusies te trekken over zichzelf en op gezag van … vrouwen veel aan te nemen over zichzelf’.

Vooral twee dingen vallen op, als we ons verdiepen in wat Augustinus schrijft over zijn eerste levensjaren. Aan de ene kant zijn verwondering over Gods scheppende en zorgende hand in relatie tot zijn levensbegin. Aan de andere kant zijn belijdenis van zonde als klein kind. We herkennen er de tweeslag in, die we al eerder zagen in de titel van zijn boek: Confessiones, dat zowel ‘Lofprijzingen’ als ‘Belijdenissen’ betekent.

Intussen herinneren we het ons: Augustinus schreef zijn ‘Belijdenissen’ ook om anderen aan te sporen, hetzelfde te doen als wat hij doet. Laten we daarom, al lezend in Augustinus’ boek, de lijn doortrekken naar ons eigen levensbegin.

Verwondering

In wat Augustinus over zijn eerste levensjaren schrijft, valt allereerst zijn verwondering op over het begin van zijn leven. Dat is voor hem een groot geheimenis, dat hij biddend overdenkt: ‘Wat is het dat ik wil zeggen, Heere, dan dat ik niet weet, vanwaar ik hierheen gekomen ben…’. En een stukje verderop: ‘Zeg mij op mijn smeekbede, o mijn God, zeg mij – ellendige – in Uw barmhartigheid, of mijn kindertijd een voortzetting was van een al verstreken leeftijd. Of is dat die tijd, die ik in de schoot van mijn moeder doorbracht? ... Maar wat dan vóór die tijd?’

Te midden van al deze diepe vragen belijdt Augustinus de wonderlijke scheppingsmacht van God: ‘Gij dus, Heere mijn God, Die aan het kind het leven gegeven hebt, en het lichaam – dat Gij, zoals wij het zien, hebt toegerust met zintuigen, samengevoegd uit ledematen, met schone gestalte versierd… – Gij beveelt mij U daarom te loven en U te belijden en Uw Naam te psalmzingen, o Allerhoogste’.

Als Augustinus deze dingen schrijft over zijn eigen levensbegin en Gods scheppingsmacht, wil hij – als bisschop – ook de juiste weg wijzen te midden van allerlei dwaalwegen. Vooral in de dwaling van het manicheïsme – in de tijd van Augustinus heel populair – werd een heel ander antwoord gegeven op de vraag, waar wij mensen vandaan komen. Augustinus plaatst er het heldere getuigenis van de Schrift tegenover. Laten we ook in onze tijd – waarin enerzijds het Bijbelse scheppingsgeloof onder vuur ligt, en anderzijds het ongeboren leven bedreigd wordt – niet vergeten: Aan het begin van ieder mensenleven staat het wonder van Gods scheppende handen. En elk leven dat door Zijn scheppende handen wordt voortgebracht, is kostbaar!

Zonde

Het tweede punt waar Augustinus nadrukkelijk op ingaat, is dat hij ook in deze eerste tijd van zijn leven al zonde heeft gehad. ‘Want niemand is rein van zonde voor Uw aangezicht, ook niet een kind dat slechts één dag oud is op aarde’, zo weet de kerkvader vanuit Gods Woord. Voor het Bijbelse fundament van die belijdenis kunnen we bijvoorbeeld wijzen op de woorden van Job: ‘Wie zal een reine geven uit den onreine? Niet één’ (Job 14: 4). En op de belijdenis van David, die door Augustinus zelf geciteerd wordt: ‘Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen’ (Psalm 51: 7).

Augustinus denkt vervolgens biddend na over de vraag of pasgeboren kinderen ook in hun gedrag al blijk geven van zonde. Het antwoord op die vraag is nog niet zo makkelijk. Maar in elk geval komt Augustinus tot de diepe belijdenis: ‘Waar, Heere, of wanneer ben ik – Uw knecht – zonder schuld geweest?’

Kraambezoek

Als Augustinus deze dingen naar voren brengt, doet hij dat – opnieuw – ook als bisschop. Eerder zagen we al dat Augustinus in de loop van de tijd een steeds fellere bestrijder is geworden van Pelagius. Deze Ierse monnik leerde dat een kind zonder zonde geboren wordt, als een onbeschreven blad. Daartegenover heeft Augustinus recht willen doen aan wat de Schrift leert over deze dingen.

En de praktische spits daarvan? In de tijd dat ik als docent in het voortgezet onderwijs werkzaam was, legde ik het vaak zó uit: Als Pelagius en Augustinus op kraambezoek zouden komen bij de ouders van een pasgeboren kindje, zou Pelagius niet meer zeggen dan: Doe je uiterste best om je kind zo goed mogelijk op te voeden – dan komt het wel goed. Maar Augustinus zou er in bewogenheid op wijzen: Jullie kindje heeft – zo jong als het is – al zonde. En net als wij allen heeft hij of zij boven alles vergeving van de zonde nodig. Laten jullie daarom biddende ouders zijn, die de ziel van jullie kindje liefhebben. En die smeken om genade, ook voor jullie kindje! Meer nog: Als het goed is, hebben jullie daar al vanaf het moment dat jullie wisten dat er nieuw leven verwacht werd, om gebeden!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 november 2021

Bewaar het pand | 16 Pagina's

De Belijdenissen Van Augustinus (3) – Augustinus’ Kindertijd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 november 2021

Bewaar het pand | 16 Pagina's