Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenvatting Van De Rouwdienst Van Ds P. Roos

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenvatting Van De Rouwdienst Van Ds P. Roos

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding: Openb. 1:17 en 18 was voor onze geliefde br. P. Roos een hele belangrijke tekst. Vandaar dat een gedeelte daarvan op de rouwkaart stond en het uitgangspunt vormde voor de rouwdienst.

‘en Hij legde Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste.’

Thema: ‘de verschijning van de verhoogde Christus aan Johannes op Patmos.’

1. De aanraking van Christus

2. Het spreken van Christus

1.De aanraking van Christus

En Hij legde Zijn rechterhand op mij. Hij, Die grote Christus, dat eeuwig licht, voor Wiens gezicht niets zuiver wordt bevonden. Die Zich in al Zijn heerlijkheid, zuiverheid, majesteit en goddelijkheid had vertoond aan Johannes. Hij legt Zijn Rechterhand op Johannes. Johannes die daarnet als dood aan de voeten van de verhoogde Christus met een smak op de grond was gevallen. Hij voelde op dat moment het grote verschil tussen de heilige Christus en hem als klein, nietig, zondig mensje. Ondanks dat hij wist waar zijn zonden waren gebleven, en dat hij door het bloed van Christus verzoend was met God. Maar bij zulk een verschijning wordt hij gewaar hoeveel duisternis en zonde nog in hem overgebleven is. Hij beleeft dat de allerheiligste in dit leven maar een klein beginsel heeft van die ware gehoorzaamheid aan God. Deze openbaring van Christus ontdekt Johannes eraan hoe weinig hij nog afgestorven is van de zonde.

Maar als hij daar zo ligt als een bevende zondaar, voelt hij opeens een hand op hem. Het is de Rechterhand van Christus. Dat is voor hem geen vreemde aanraking. Het zal hem herinnerd hebben aan de eerste aanraking van Christus in zijn leven, zoals de melaatse voelde toen Christus hem aanraakte en hij gereinigd werd. Het zal hem ook herinnerd hebben aan de aanraking die hij voelde na de verheerlijking van Jezus op de berg. ( Matth. 17:7) Het is de Rechterhand van Zijn genade. Deze aanraking is een wonder, het is een teken van Gods gunst. Het is niet alleen de Rechterhand van Zijn genade, maar ook van Zijn regering, bescherming en onderhouding. Het is dezelfde Rechterhand, waarmee Hij de zeven sterren vasthoudt, terwijl Hij wandelt tussen de gouden kandelaren. Waarmee Hij Gods knechten vasthoudt te midden van de Gemeenten, te midden van Gods Kerk op aarde. Het is die Rechterhand, waarvan de dichter van Psalm 118:7en 8 belijdt: ‘Gods rechterhand doet grote kracht, Gods rechterhand is hoog verheven en houdt door haar kracht Gods volk in stand.

Deze aanraking van Christus’ Rechterhand zal niet zonder vrucht zijn. Het heeft Johannes innerlijk versterkt in zijn geestelijke worsteling. Het heeft zijn geloof versterkt, en zijn zondig bestaan meer en meer gedood. Deze aanraking is immers niet zonder Woord geweest.

2.Het spreken van Christus

Het staat er zo treffend: zeggende tot mij. Zo heel persoonlijk. Precies een Woord op het juiste moment, zo persoonlijk gericht tot Johannes. Dat heeft hij ook door het geloof zo ervaren. Wat is dat toch van belang op weg en reis naar de eeuwigheid. Dat we God in Christus hebben leren kennen als een sprekend God. Wat heeft Hij dan gezegd? ‘Vrees niet, Ik ben de eerste en de laatste en Die leef en Ik ben dood geweest; en zie Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods.’ Ik concentreer mij nu op het eerste stukje, wat boven de rouwkaart staat. Straks bij het graf zal het laatste gedeelte aangehaald worden.

Vrees niet. Woorden, waarvan ooit iemand een keer gezegd heeft, dat ze 366 keer in de Bijbel staan. Voor elke dag een ‘vrees niet’. Voor een vreesachtig volk, voor een vreesachtig kind van God, voor een vreesachtige knecht van God. Waaruit blijkt dat de verhoogde Christus weet wat er in het hart van Gods aangevochten Kerk leeft. Vrees! Waarvoor? Ach voor zichzelf, bang zichzelf te bedriegen. Voor de zonde, die nog tegen hun wil in hen overgebleven is. Voor de vorst der duisternis, die zo dikwijls Gods kind plaagt en wijst op het ongeloof en de twijfel. Die plaagt met de dood. Vrees, soms voor mensen. Hier in onze tekst is het vooral vrees voor de verschijning van de verhoogde Christus in al Zijn heerlijkheid, om als nog onder Zijn voeten verbrijzeld te moeten worden. Zelf schrijft br. Piet Roos daar het volgende over: ik heb Christus vooral vaak ontmoet zoals het hier staat: koninklijk, majestueus, heilig, ontzagwekkend. Dat gaf vaak vrees. Ik had hierin een andere legering als vele anderen. Ik begeerde meer van Zijn priesterlijke heerlijkheid te mogen zien. Juist dit woord uit Openb. 1:17 heeft bij mij de vrees weggenomen en mij laten zien Wie Hij is voor een arm en verloren zondaar, zoals ik ben. Namelijk dat het Goede vrijdag en Pasen is geweest, om door Zijn arbeid alle vrees weg te nemen en Gods genade te bewijzen. Ja dat alles in Zijn Rechterhand ligt. Vandaar de woorden:

Ik ben de Eerste en de Laatste. Dergelijke woorden heeft Johannes al eerder gehoord. ( vers 8,11) In deze ‘Ik ben-uitspraak’ openbaart Christus Zich als de HEERE, Die is en Die was en Die komen zal. Dat Hij waarachtig God is en één met de Vader. Dat Hij regeert en van eeuwigheid tot eeuwigheid God is. Dat de Vader Hem alles in Zijn Hand heeft gegeven. Dat Hij het begin is van alles, en ook het einde daarvan zal bepalen of de voltooiing ervan. Zowel van de schepping, als van de herschepping. In deze woorden krijgt Johannes te horen met Wie hij hier te maken heeft. Het loopt Hem niet uit de Hand. Deze woorden zijn voor Johannes bedoeld als een bemoediging in het strijdperk van zijn leven. Niet alleen voor hem, maar voor allen die Zijn verschijning hebben lief gehad. Hoe Hij staat aan het begin van het geestelijke leven en dat Hij ook instaat voor de volharding van het ware geloof. Zo heeft Hij gestaan bij het begin van het geestelijk leven van onze br. Piet Roos en bij zijn roeping tot het ambt en zo stond Hij er ook bij toen hij voor de laatste keer preekte in Renswoude over de woorden uit Hos. 1:10. Waar hij van het wonder mocht preken hoe de HEERE tot iemand waarvan Hij moet zeggen Lo-Ruchama en Lo Ammi: gij zijt ontfermd, gij zijt mijn volk. Hoe dat ‘Lo’ ( niet) weggenomen wordt, alleen op grond van de verdiensten van Hem, Die geen ontferming vond, toen Hij aan het recht van God moest voldoen. Daar heeft onze br. Piet Roos iets van beleefd. Hij schrijft in zijn getuigenis: meermalen beleefde ik een periode waarin langzaam maar zeker mijn gehele bekering tegen de grond ging. In het dieptepunt van schuld en vereniging met het oordeel en het recht Gods mocht ik dan met kracht en overtuiging er volkomen uitgehaald worden. Om alleen op de offerande van Christus door het geloof te steunen.

Hij sprak de hoop uit dat de woorden die gesproken zouden worden tot eer van God zouden zijn, tot bekering van zondaren en tot troost voor de aangevochten Kerk.


Lezen: Openbaring 1:18a

Geliefde zr. Roos (Hennie) en kinderen, We hebben uw man leren kennen als een hartelijke en betrokken dienaar van het Woord. Dat hij mij gevraagd heeft om te spreken aan het graf heeft ongetwijfeld te maken met de band die hij had met de gemeente van Damwoude, de gemeente, waaraan hij zich het langst verbonden wist, niet alleen vanaf 1995 tot aan 2006 (zijn emeritering), maar ook tot aan zijn verhuizing naar Veenendaal, een periode van zo’n 25 jaar. Met name in de vacante tijd deed hij nog veel werk in de gemeente en stond hij de kerkenraad trouw terzijde. Daarvoor zijn we hem als gemeente heel veel dank verschuldigd.

We hebben hem leren kennen als een man die de Heere lief heeft, zoals we dat van Johannes lezen. Een man van eeuwigheid geliefd door de Heere, en die de Heere uit wederliefde mocht dienen. Het was een man die veel aanvechtingen kende in zijn geestelijke leven. Hij mocht de Heere vrezen vanaf zijn kinderjaren, maar werd pas in Middelharnis, zo schrijft hij op zijn weblog in de ruimte gesteld, maar dat is vaak bestreden. Hij schrjft dan ook: Aanvechtingen en bestrijdingen zijn ook sterk mijn deel geweest. Het ging vaak door de diepte heen, maar in alles mocht hij toch steeds weer geloven dat het offer van Christus ook zijn schuld had voldaan en aan het recht Gods voor hem had betaald.

Hij had ook onze kerken lief, dat had hij mede van thuis uit meegekregen. Hij was, mag ik het zo eens zeggen: een echte ouderwetse chr. ger. dominee. Hij leed dan ook diep aan het verval van onze kerken en de spanningen van de laatste tijd. Hij sprak altijd met betrokkenheid over de zuivere Christelijke Gereformeerde prediking. Hij omschreef die als volgt: De ernst van des mensen doodstaat, de noodzakelijkheid van het geloof, van wedergeboorte en bekering. Gewaarschuwd moet worden om niet te steunen op eigen werken en vroomheid. Tegelijk dienen de beloften van het Evangelie te worden verkondigd. Maar de beloften zijn niet genoeg, er moet een kopen volgen, er moet een toepassing komen. Dat waren voor hem elementen van de zuivere lijn in de Chr. Ger. prediking.

Hij kon daar ook persoonlijk met ons op de preekkring over spreken. Het is heel aangrijpend dat we hem daar voor het laatst ontmoet hebben, met de afspraak dat hij voor de volgende keer een preekvoorstel zou schrijven over Maleachi 2, in het licht van Advent en Kerst. Maar nu is hij ons voorgegaan. Zo heel onverwacht.

Het was zijn verlangen dat bij zijn graf een woord gesproken zou worden tot troost van de aangevochten kerk.

We hebben gehoord hoe Christus nu zo troostvol zegt: vrees niet, Ik ben de Eerste en de Laatste. Hoe uw man en jullie vader dat zo troostvol mocht ervaren, dat de Heere Zijn hand op hem legde.

Christus de eeuwige Zoon van God, spreekt hier Hij in Zijn goddelijke heerlijkheid en majesteit. Hij regeert alle dingen en zal alles leiden tot die grote dag waarin God alles en in allen zal zijn.

Maar Hij is nog niet uitgesproken. Laten we hier aan het graf luisteren wat Hij ons nog wil meegeven: Ik Die leef. Ik ben de Levende. Ik ben gisteren en heden en in de toekomst de Levende. Ik kan niet sterven. Daarom ben Ik altijd bij Mijn bestreden en aangevochten kerk om haar het leven te geven en te onderhouden. Ik ben het Brood des hemels en geef de wereld het leven. Ik leef en gij zult leven. Door Zijn opstandingskracht mogen dode zondaren opstaan uit hun zondengraf.

Hij is het ook die het leven van Zijn kerk onderhoudt, Hij doet mij nederliggen in grazige weiden en voert mij aan stille wateren

Maar Hij is ook de Levende Die Zijn kerk brengt in de hemel waar zij eeuwig met Mij mogen leven. Uw ziel worde niet ontroerd. Ik vaar op naar Mijn Vader om uw woning te bereiden en zal wederkomen om u Thuis te halen.

Zo is Hij de levende voor de Kerk., die het leven geeft, onderhoudt, voltooit

Maar nu voegt de Heere Jezus er iets aan toe: Ik ben dood geweest. Letterlijk staat er zelfs: Ik werd een lijk. Daarom hoeft de Kerk niet te vrezen voor de dood. Ik ben de dood ingegaan om voor Mijn kerk het leven te verwerven. Opdat zij zouden weten: Nu jaagt de dood geen angst meer aan, want alles is voldaan. Ik ben dood geweest om door Mijn opstanding het leven te geven aan Mijn kinderen. Mijn gerechtigheid, die Ik verworven heb door Mijn lijden en sterven kan Ik nu als de Levende meedelen aan Mijn kinderen. Door Mijn dood, heb Ik uw dood gedood. Dat Ik gestorven en begraven ben, mag voor Mijn kerk betekenen, dat hun sterven een doorgang is tot het eeuwige leven!

Daarom zegt Hij het opnieuw, omdat Zijn kinderen er niet aan zullen twijfelen: En zie, Ik ben Levend in alle eeuwigheid. Het is de Heere Jezus, Die hier aan het graf zo nadrukkelijk zegt: “en zie”. Bedroefden. Zie nu op Hem. Stel uw hoop in uw verdriet op Hem alleen. Leef nu uit Hem, want Hij is de Levende tot in alle eeuwigheid. Hier zal nooit meer verandering in komen. Zie steeds op Hem en laat het in uw hart leven: Ik ben levend tot in eeuwigheid. Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in der eeuwigheid.

Vanmorgen moest ik zo denken aan onze HC, zondag 17. Wat nut u de opstanding van Christus? Wat nu u, dat Ik de Levende ben?

Ten eerste heeft Hij door Zijn opstanding den dood overwonnen, opdat Hij ons de gerechtigheid, die Hij door Zijn dood ons verworven had, kon deelachtig maken(a).

Ten tweede worden ook wij door Zijn kracht opgewekt tot een nieuw leven(b).

Ten derde is ons de opstanding van Christus een zeker pand onzer zalige opstanding. Dat is voor uw man en vader waar geworden.

En dan klinkt een goddelijk Amen. Het is waar en zeker. God zegt met een eed, vertrouw geheel op Mij, dat Ik de levende ben. Vertrouw in al uw zielsverdriet op Mij, Die leeft tot in eeuwigheid.

Geliefde familie, dat deze opgestane Heere Jezus, de Levende, u mag vertroosten en u voorgaan op uw levensweg, nu zonder man en vader, maar met Christus als de Levende. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 november 2021

Bewaar het pand | 16 Pagina's

Samenvatting Van De Rouwdienst Van Ds P. Roos

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 november 2021

Bewaar het pand | 16 Pagina's