Het zout der aarde
Er komen nog steeds vragen binnen en daar ben ik heel blij mee. Toch herinner ik nog even aan mijn verzoek van de vorige keer om even te stoppen met het inzenden van vragen totdat de vragenbus wat leger wordt. Vast bedankt!
En dan nu de nieuwe vraag: “In Mattheus 5 vers 19 worden de discipelen, de latere apostelen en ook herders en leraars neem ik aan, aangesproken met: Gij zijt het zout der aarde. Waaruit bestaat dat door Christus aangeduide zout? En hoe wordt dit smakeloos? Als het zout, door Christus bedoeld, smakeloos wordt, wordt het buiten geworpen, weggeworpen, want het deugt nergens meer toe. Is er nog herstel mogelijk?” De vraagsteller gaat in zijn vraag nader in op de praktijk van de admissieexamens en of daar nog gezocht wordt naar de smaak van dat zout. Ik laat het even hier bij en zal kijken hoe ver ik in deze aflevering met mijn antwoord kom. Voor alle duidelijkheid citeer ik eerst even de bedoelde passage uit de bergrede, Mattheus 5 vers 13: “Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe dan om buiten geworpen en van de mensen vertreden te worden”. Inderdaad spreekt de Heere hier Zijn discipelen aan. Dit geldt niet van iedereen. Wij moeten in de weg van roeping en wedergeboorte “zout”, “smakelijk”, heilzaam en nuttig worden. Maar wat wordt bedoeld met zout? Gewoon zout dient om laffe en flauwe spijze smaak te geven. Brood zonder zout smaakt gewoon niet. Maar hier gaat het over zout voor de aarde. De aarde, de wereld heeft dus ook zout nodig. Blijkbaar is de wereld, die een van God afgevallen wereld is, een smakeloze wereld. Niet voor de wereldling zelf. Niet voor een mens van nature. Maar wel naar de “smaak” van God, de Schepper. De Heere Jezus gaat hier uit van hoe de Heere de wereld ziet. Smakeloos. De ware vreugde wordt gemist. De goddelijke schoonheid is er niet. De heerlijke “smaak” van de Godsvreze is er niet. Daarmee is de gehele wereld voor God verdoemelijk geworden en moet op zeker moment daarom vergaan en verdwijnen. Zoals de wereld thans is, zo is zij door God de almachtige Schepper, niet geformeerd en bedoeld. Nu smaakt de wereld naar de zonde. De wereld is aan het bederven en dat stinkt. Niemand minder dat de heilige Zoon van God heeft dit geproefd en gesmaakt. Wij mensen merken van nature niet dat de wereld stinkt naar de zonde. Maar God blijft bij Zijn besluit om een aarde te scheppen die vol van gerechtigheid is en kennis des Heeren, God wil de goede smaak van Zijn wereld weer proeven en is daarom de Herschepper geworden. Door de middelen van Zijn Woord, gepaard met de kracht van de Heilige Geest, Die de Formeerder is van het schone, het volmaakte, het smakelijke, zal de wereld straks weer van vrede en godsvrucht bloeien. De weg erheen is God reeds ingeslagen in het zenden van Zijn Zoon. Tweevoudig was Diens taak en roeping. In de eerste plaats moest de schuld van het smakeloze, het ijdele, het goddeloze, betaald worden. Ten tweede moest het zout van Gods vernieuwende genade weer verworven en uitgedeeld worden. De bekende tweeslag: verwerving en toepassing van het heil. Daarin heeft de Almachtige niemand nodig. Maar het behaagt Hem bij dat werk mensen in dienst te nemen. Onder het Oude Verbond de profeten en de priesters. En vanaf de volheid des tijds apostelen, profeten, herders en leraars. Maar het is trouwens ook de roeping van al Gods kinderen om in een smakeloze wereld een bederf werend en smaak gevend zout te zijn. Of, zoals de Heere Jezus het verderop stelt in de bergrede: een licht te verspreiden. Namelijk in het doen van goede werken.
De Heere Jezus zegt met nadruk tegen Zijn discipelen: GIJ, GIJ zijt het zout der aarde. Zij hebben de speciale roeping Gods Woord te brengen, wet en evangelie te preken, op te roepen tot bekering, een leven naar Gods onveranderlijk en onfeilbaar Woord. Uit de bergrede wordt intussen wel duidelijk dat de woorden van de Heere een woord is voor alle tijden en voor al Gods knechten. God trekt mensen uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. En van die mensen roept Hij ook sommigen tot een bijzonder ambt. Wie buiten die persoonlijke levendmaking en die persoonlijke roeping in Gods Koninkrijk werkt is als smakeloos zout. Het is als met de dwaalleraars in Paulus’ dagen. Zij verhieven zichzelf op het voorgestoelte en namen zichzelf die eer aan. Met alle kwalijke gevolgen van dien. Dwaalleraren en valse profeten zijn altijd al in de meerderheid geweest. Niemand minder dan Gods grote tegenstander, satan, zit daar achter. Te zeggen dat satan een kapel bouwt is zelfs niet waar, hij zoekt de Kerk af te breken. Als predikers het Woord los laten, als de preek wordt aangepast aan de behoeften van de mens, zal God dat smakeloze zout wegwerpen. Een vreselijk oordeel. Waar geen enkele valse profeet trouwens bang voor is. Gods knechten kunnen er soms van huiveren en vrezen smakeloos te zijn en straks uitgeworpen te worden. Wie het vatte kan, die vatte het. Maar ik ga hier de volgende keer bij leven en welzijn mee verder! Een hartelijke groet van
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 2021
Bewaar het pand | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 2021
Bewaar het pand | 12 Pagina's