De voorrechten van de gelovige (7) Ambrosius
Nadat we eerst iets hebben weergegeven over de wedergeboorte, over de eerste dingen, willen we nu wat doorgeven over de middelste dingen: De voorrechten en plichten van de gelovige.
De rechtvaardiging
Onmiddellijk op de vereniging met Christus volgt het eerste voorrecht, de rechtvaardiging: de toerekening van de gerechtigheid van Christus en de vergeving van zonde. Op drie manieren kan gezegd worden dat de mens gerechtvaardigd is: 1. In Gods voornemen en besluit, maar het wordt pas werkelijkheid in de tijd. 2. In beginsel in Christus, dat wil zeggen dat de genoegdoening is aangebracht en de vergeving verworven. 3. Daadwerkelijk in zichzelf, onmiddellijk na de vereniging met Christus. Hierop volgen bijzondere daden van toerekening en vergeving. Op de jongste dag geeft de Rechter het volle bezit van de algehele vergeving. Dat is de volkomen rechtvaardiging. De daadwerkelijke rechtvaardiging is de vrijspraak van schuld en straf om het werk van Christus, om niet toegerekend en aangenomen door het geloof. Door de rechtvaardiging is een zondaar rechtvaardig voor Gods rechterstoel en heeft een volmaakte rechtvaardigheid. Hij is even volmaakt rechtvaardig als Christus de Rechtvaardige. Het is ook een gedurige rechtvaardigheid: een overvloedige fontein tegen de zonde, de Heere zal nooit verstoten om nieuwe zonden. Het is een eeuwige rechtvaardigheid die door Christus is aangebracht. “Door de rechtvaardiging behagen wij God meer dan als wij een volmaakte rechtvaardigheid in onszelf hadden.” Deze rechtvaardigheid komt immers van God. Door de rechtvaardiging wordt God verheerlijkt, is er vrede in het geweten en worden alle ellenden weggenomen.
Verzoening
Het tweede voorrecht is de verzoening. Door de rechtvaardiging komt de zondaar in een staat van verzoening. Dan is er vrede met God, de Heere ziet die zondaar als een vriend. De Heere is geen vijand meer, maar doet delen in Zijn gunst en liefde. God is buiten Christus een verterend Vuur, maar in Christus liefde. Er kan wel Vaderlijke kastijding komen, vaak door eigen schuld. De gunst en de liefde van de Heere worden nooit beëindigd, maar blijven eeuwig. De zonde is overvloedig, maar de genade ook. Komen er niet duizenden zonden uit het hart van Gods kind voort? De Heere blijft barmhartig en goedertieren. Is dat geen wonder? God heeft al Zijn toorn op Zijn Zoon uitgestort, Hij zal geen druppel meer op de gelovige uitstorten. De Heere is met vijanden bevredigd door het bloed van Christus. Wij zouden bevredigd kunnen worden met iemand die ons een klein beetje beledigd heeft, niet met iemand die ons wilde doden. De Heere is bevredigd met mensen die zwaar tegen Hem gezondigd hebben. Vervult dat uw hart niet met verbazing en verwondering? Alle schepselen hebben vrede met Gods kinderen. Als een legeraanvoerder vrede heeft gesloten, mag niemand van zijn soldaten meer aanvallen. Zelfs de dood en het graf verschrikken niet meer.
Aanneming
Het derde voorrecht is de aanneming tot kinderen. Door de aanneming ziet de Heere de gelovigen als zonen. “De Heere houdt ons voor rechtvaardigen in onze rechtvaardiging, voor vrienden in onze verzoening en voor zonen in onze aanneming.” Die aanneming begint in dit leven en wordt volmaakt in de toekomende wereld. Daar hoort de verlossing van ons lichaam bij. We lezen in Ef. 1:5 ‘Die ons tevoren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus in Zichzelven, naar het welbehagen van Zijn wil.’ Zonen zijn meer waard dan bezittingen en knechten. “Zo acht de Heere de armste, onwaardigste gelovige meer dan al Zijn huisraad, dan de hemel, de aarde en alle heerlijkheid ervan, meer dan alle koningen en groten in de wereld.” De Heere zorgt voor gelovigen zoals een vader zorgt voor zonen. De Heere heeft de gelovigen lief als Zijn zonen. Een vrouw zou haar zuigeling nog kunnen vergeten. De Heere zal de gelovigen nooit vergeten. Efraїm is Hem een dierbare zoon, een troetelkind (Jer. 31:20). De Heere maakt tot erfgenamen en mede-erfgenamen met Christus (Rom. 8:17). De Heere is hun Deel en hun Erfenis. “O, dat zulke vaten des toorns, zulke vuurbranden der hel van nature, aldus uit genade kinderen van God en erfgenamen van de hemel worden.” De Heere geeft hen de Heilige Geest, de Geest der aanneming tot kinderen door Welken zij roepen: Abba, Vader (Rom. 8:15).
Heiliging
Het vierde voorrecht is de heiliging. Een wedergeboren mens wandelt naar de Geest, wordt geleid door de Geest en wandelt in de Geest. De Wet wordt in het hart geschreven. De heiliging in dit leven is ten dele. De zondige natuur blijft in dit leven in Gods kinderen. De heiliging is de heerlijkheid en schoonheid van de gelovigen. De heiliging is een bewijs van de rechtvaardiging.
Verheerlijking
Dit is het vijfde en laatste voorrecht. Daarover schrijft Ambrosius in het laatste deel van zijn boek.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 maart 2023
Bewaar het pand | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 maart 2023
Bewaar het pand | 12 Pagina's