Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Als een ster

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Als een ster

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Fijn weekend en tot maandag! Doe de groeten aan je broer!” Met een laatste groet stapt Robert naar buiten. De deur van het studentenhuis valt met een klap achter hem in het slot. Even staat hij stil. Hij kijkt omhoog naar de onbewolkte hemel. Hoog boven hem twinkelen duizenden zilveren lichtjes. Hij ademt een paar keer diep in. IJskoude vrieslucht doet zijn longen tintelen. Hij stopt zijn handen diep weg in zijn broekzakken en loopt met grote stappen het tuinpaadje af. Deze avond gaat hij weer naar zijn ouderlijk huis. Morgen is zijn moeder jarig en hij moet natuurlijk zijn gezicht ook laten zien op haar verjaardag. Op straat is het stil en het is donker om hem heen. Bij de meeste huizen branden geen lampjes meer. In dit kleine dorp is het al na negen uur uitgestorven op straat. Roberts mondhoeken krullen een beetje. Het is eigenlijk ook wel een bijzonder idee dat ze juist in dit kleine dorpje zijn gaan wonen. Bijna alle studenten wonen in de grote stad vlakbij. Daar zijn genoeg studentenflats en daar is het niet vreemd als je ’s avonds nog over straat gaat. Maar het bevalt hem toch prima om hier te wonen. Samen met vier andere jongens bivakkeert hij in een klein rijtjeshuis. Zomaar midden in een woonwijk. Elke ochtend stappen ze op hun fietsen om naar de stad te gaan voor colleges en ’s avonds zijn ze keurig burgerlijke jongens. Of nou ja, burgerlijk zijn ze niet altijd. Soms komen er ’s avonds weleens studiegenoten of vrienden langs. Dan is het toch wel erg lang gezellig. Waarschijnlijk zullen de buren dan wel met watjes in hun oren liggen te slapen. De volgende ochtend na zo’n lange avond kijkt de buurvrouw van rechts altijd even over de heg om heel nadrukkelijk ‘Goedemórgen’ te zeggen. Met een knipoog naar haar horloge. Dat wel. Dat de morgen dan al half voorbij is, wordt niet genoemd. Maar verder zijn ze goede maatjes met de buurvrouw. Elke maandag wordt zonder iets te zeggen hun container aan de weg gezet en omgekeerd nemen zij voor haar af en toe een paar volle tassen met boodschappen mee. Als ze ’s avonds allemaal laat thuis zijn van college, dan staat er soms zomaar een grote pan op de stoep. Ja, het wonen hier aan de Rozenlaan bevalt Robert wel.

Robert heeft inmiddels het piepkleine stationnetje bereikt. De bewoners van het dorp zijn er maar wat trots op dat ze een eigen station hebben. Dat er maar één keer in het uur een kleine sprinter stopt, geeft niets. Op het perron is het heel stil. Niemand van het dorp gaat om deze tijd nog met de trein mee. Op het zwarte, ijzeren bankje zit toch nog iemand te wachten. Robert aarzelt even. Op het verlichte bord ziet hij dat zijn sprinter tien minuten vertraging heeft. Hij zou kunnen gaan zitten op het bankje, maar dat is ook weer zo koud. Bovendien zou hij dan vlak naast die ander moeten gaan zitten. Besluiteloos leunt Robert tegen een lantaarnpaal aan. De scherpe wind waait door zijn jas heen. Het zal al wel een paar graden vriezen, denkt Robert. Het zou een koude nacht worden. In de verte hoort hij nog het geraas van de auto’s op de snelweg. Verder is het helemaal stil. Ook van het bankje naast hem komt geen geluid. Hij draait zijn hoofd een beetje om te kijken wie daar zit. Het is een jonge vrouw. Ze zit in elkaar gedoken met een capuchon over haar hoofd. Een paar ontsnapte haren wapperen zachtjes in de wind. Haar handen heeft ze diep weggestopt in de zakken van haar fleecetrui. Robert kucht een keer om haar aandacht te trekken. Maar ze blijft onbewogen naar de grond staren. Hij haalt zijn schouders op. Hij weet niet wie het is. Het zal misschien een dochter zijn van iemand uit het dorp. Of misschien wel een kleindochter. De meeste jonge mensen in het dorp kent hij wel. Dat zijn er niet zo veel.

Een donker, brommend geluid trekt zijn aandacht. Hij kijkt omhoog en tuurt naar de lucht. Even overvalt hem de duizelingwekkende schoonheid van alle sterren. Maar al gauw ziet hij een rood knipperend lichtje aankomen. Het eentonige gebrom zwelt aan. Robert herkent het geluid. De traumahelikopter vliegt laag over de huizen heen. Robert legt zijn hoofd in zijn nek als de helikopter over hem heen vliegt. En zo snel als het geluid kwam, is het ook weer weg. Het is weer stil om hem heen. De wijzer van de grote stationsklok wijst nu bijna tien uur aan. Nog zeven minuten wachten en dan komt de sprinter. Robert kijkt nog eens naar alle sterren boven hem. Hij denkt terug aan wat hij vanochtend uit zijn Bijbel las. Hij telt het getal der sterren; Hij noemt ze alle bij namen. Nu hij al die lichtjes boven hem ziet, wordt hij er stil van. God Die al die sterren bij hun naam noemt! Hoe veel zijn het er? Duizenden? Miljoenen? Miljarden? Vol ontzag kijkt Robert omhoog. Het lijkt wel alsof er ineens veel meer van die pinkelende sterren zijn. Daar links ziet hij een grote ster. Misschien is het wel een planeet. Als God zo goed voor al die sterren zorgt, zou Hij dan ook niet voor hem, voor Robert zorgen? Het lijkt wel alsof die sterren hem vanavond iets willen vertellen. Een koude rilling loopt over zijn rug. Zijn nekharen gaan recht overeind staan. Robert gaat resoluut iets meer rechtop staan. Kom op! Hij schudt even met zijn schouders. Wat zijn dit nu voor rare gedachten? Over een paar minuten komt de trein en dan is hij over een uurtje thuis bij zijn ouders.

Links van hem doemen in de verte twee gele lichten op. Voor de zekerheid gaat Robert wat verder naar achter staan. De treinen rijden hier soms ontzettend hard voorbij. Zijn been schuurt tegen het ijzeren bankje aan. Hij hoort de trein snel dichterbij komen. Robert zet zich schrap. En dan gebeurt het. In een flits ziet hij de vrouw naast hem van het bankje opstaan. Ze zet twee wankelende passen naar voren. Ze buigt haar hoofd nog wat dieper naar beneden. Hoort hij nu daar een zachte snik? Robert krijgt het ineens ijskoud. Er komt een misselijk gevoel in hem op. Zijn benen lijken van rubber te worden. De twee grote, gele lichten komen angstaanjagend snel dichterbij. Dan spert hij zijn ogen wijd open. Nee! De jonge vrouw loopt doelbewust naar de rand van het perron. Dit gaat niet goed, schiet het door hem heen. Even ziet hij haar hand trillen. “Stop! Doe het niet!”, schreeuwt hij. Ze reageert niet. Gedachten tuimelen over elkaar heen in zijn hoofd. Wat moet hij doen? Het gaat heel snel. In een flits van een seconde springt hij naar voren. In twee grote passen is hij vlak bij haar. Maar meteen ziet hij ook de grote, zwarte trein heel vlakbij. Hij redt het niet! Verblind door de felle lichten grijpt hij om zich heen.

Wordt vervolgd.

Hij kijkt omhoog en tuurt naar de lucht. Even overvalt hem de duizelingwekkende schoonheid van alle sterren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 2019

Daniel | 32 Pagina's

Als een ster

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 2019

Daniel | 32 Pagina's