Sophie Plusminus
Helaas is mijn vakantie weer voorbij. Ik heb gelogeerd op een boerderij bij de oom en tante van Maaike. Het was heel gezellig, maar weet je: net voordat we naar de kerk zouden gaan, moest er een koe kalven en toen konden we dus niet naar de kerk. Ik heb natuurlijk niets laten merken aan Maaike, maar ik vond het min-min ;-(.
Het viel vanmorgen niet mee om weer zo vroeg uit de veren te komen. Gelukkig had ze haar tas gisteravond al klaargezet en heeft ze wind mee!
Het zweet staat op haar rug als ze bij het schoolhek komt aanrijden.
Ze zet haar fiets in het fietsenhok.
“Ha Sophie, heb jij Frans goed geleerd?”
Verschrikt kijkt Sophie Robert aan. “Frans? We zijn toch huiswerkvrij?”
“Geintje! Leuke vakantie gehad?”
Lachend lopen ze samen naar binnen.
Het biologielokaal van mevrouw Kalsbeek is op de tweede verdieping. Ze heeft een gezellig lokaal. Het lijkt wel of je het oerwoud binnenstapt. Ze heeft takken opgehangen, vogels aan de muur en op de kast zit een grote sticker met een felgekleurde kameleon.
“Gelukkig dat jullie allemaal op tijd zijn.” Mevrouw Kalsbeek heeft de deur dichtgedaan en staat met een microscoop in haar handen.
“De vorige keer hebben jullie het verschil geleerd tussen een plantencel en de cel van een mens of dier. Wie weet nog wat het verschil is of zijn jullie in de vakantie alles vergeten?”
Mevrouw Kalsbeek herhaalt de lesstof. “Vandaag gaan we onder de microscoop een plantencel bekijken.” Ze bespreken de onderdelen van de microscoop en Sophie begrijpt niet waarom ze daar nu zulke aparte namen voor moeten verzinnen.
Na het korte instructiefilmpje deelt mevrouw Kalsbeek de werkboekjes uit. Alle leerlingen lopen met haar mee naar het practicumlokaal.
Sophie gaat samen met Anna achter een microscoop zitten. Ze halen de hoes eraf en doen het lampje aan. Anna trekt met en pincet een blaadje van de plant af die in het potje met water zit. Sophie heeft een objectglaasje gepakt en laat met een pipet er een druppel water op vallen. Zo, het blaadje erop, dekglaasje en klaar is het preparaat. Iedereen is druk bezig.
“Wat mooi om te zien...” Anna springt bijna omhoog van haar kruk. “Moet je kijken, Sophie!” Anna schuift de microscoop naar Sophie.
Als ze de grootste vergroting scherp hebben staan, zien ze de plantencellen op z’n mooist.
“Je kunt de bladgroenkorrels bijna tellen”, overdrijft Anna. Het is de bedoeling dat ze volgens de tekenregels alles wat ze door de microscoop bekijken in het werkboekje tekenen.
“Vergeet niet de juiste vergroting erbij te zetten”, waarschuwt mevrouw Kalsbeek.
Het uur vliegt om.
Als mevrouw Kalsbeek een teken geeft om op te ruimen, hebben ze daar helemaal nog geen zin in.
Robert heeft inmiddels een stukje van zijn haar onder de microscoop gelegd en bewondert zijn haar.
“Jongens opschieten, de bel gaat zo. Jullie mogen niet weg voor het opgeruimd is.”
Dat helpt. Niemand wil iets van de pauze missen.
Opeens laat Lucas z’n microscoop vallen. Hij vloekt, bukt zich en raapt het apparaat op. Gelukkig is er niets kapot. Sophie schrikt enorm en op dat moment doet ze iets onnadenkends. Ze loopt naar Lucas toe en gilt het bijna in z’n oor.
“Je vloekt, joh. Je mag niet vloeken. Je beledigt God!” Het is opeens helemaal stil in de klas.
Dan kijkt Lucas Sophie boos en verontwaardigd aan. “Doe effe normaal. God? Hoe kom je erbij?” Lucas kijkt naar mevrouw Kalsbeek.
Mevrouw Kalsbeek haalt haar schouders op. “Zijn jullie klaar? Schiet dan maar op. Horen jullie het? De bel gaat.” Ze pakken hun tassen en lopen naar buiten.
Anna kijkt Sophie vreemd aan. “Zeg, wat had jij, net? Dat zegt Lucas toch wel vaker? Mijn vader zegt het ook zo vaak als hij kwaad is. Je deed wel een beetje stom net, Sophie…”
Sophie voelt allemaal minnen.
Als ze buiten komen, staan de jongens haar al op te wachten.
“Ha Sophie, kijk je uit dat je niet weer kwaad wordt, anders ga je misschien God beledigen.”
Sophie voelt zich misselijk van schrik.
Ze had het nooit zo boos moeten zeggen natuurlijk. Vader heeft al zo vaak gezegd. “Als je je gekwetst voelt, moet je altijd wachten op een goed moment om met iemand te praten.”
Dit was niet het goede moment…
Sophie loopt achter de meiden aan. Anna keert haar de rug toe.
Als ze aan het eind van de pauze naar binnen lopen, kijkt Anna haar toch weer aan. Zou ze zien hoe naar ze zich voelt?
“Je moet niet meer zo raar doen, Sophie.” Anna kijkt haar met een klein lachje aan.
Is dit plus? Of min?
Sophie durft de klas bijna niet in.
Ze hebben op dit uur altijd Nederlands op de eerste verdieping in lokaal 1.13. Meneer van Agteren zit al op z’n tafel te wachten. Het is een aardige man en hij zit werkelijk altijd op z’n tafel met z’n benen op een stoel: als hij lesgeeft, maar ook als hij voorleest.
“Ja”, zegt van Agteren altijd. “Anders kunnen jullie niet van achteren langs me lopen en dat zou vervelend zijn.” Hij vindt zichzelf altijd heel grappig en de leerlingen laten hem maar.
“Kijk”, zegt van Agteren: “Vandaag wil ik met jullie eens een klassiek kinderboek vergelijken met een modern kinderboek”.
Hij steekt twee boeken omhoog. Ben zo terug, van Sarah Weeks en Bartje van Anne de Vries. “Anne de Vries boeit al bijna tachtig jaar en nog worden zijn boeken gelezen.”
Van het boek Bartje heeft nog nooit iemand gehoord. Het gaat over een jongetje in Drenthe. Als van Agteren vertelt dat in die tijd iedereen gelovig was en dat Bartje in een boze bui zegt: “Ik bid niet veur brune bonen”, moet iedereen lachen.
“Die durft”, roept Lucas en hij kijkt even schuin achterom naar Sophie.
Sophie zegt niets, maar ze denkt: ‘vroeger was iedereen dus gelovig…’
Na de laatste les gaat ze niet gelijk naar buiten. Ze wacht tot ze zeker weet dat iedereen weg is. Zo deed ze dat vroeger op de lagere school ook. Wat een vreselijk nare dag is het vandaag (min-min).
De laatste les had op zich niemand vervelend gedaan. Hopelijk zijn ze het morgen weer vergeten.
“Ha Sophie! Jij kan hard fietsen zeg.”
Sophie kijkt schuw achterom. Wie roept dat? Het is Richard. Wat moet Richard nu in de richting van Rinten?
Hij woont toch aan de andere kant van de stad?
“Ha Sophie, ik moet je wat zeggen.” Richard fietst inmiddels naast haar.
“Ik heb respect voor je over wat je zei over dat vloeken. Ik zou het nooit gedurfd hebben.”
Sophie kijkt Richard verbaasd aan. “Echt?”
Ze kijkt Richard aan: “Ik vind het helemaal niet zo goed van mezelf. Ik had het beter op een rustig moment tegen Lucas kunnen zeggen. Ben jij dan gelovig?”
“Mijn moeder gaat naar de kerk, ja. Maar ik woon bij mijn vader. Dus eigenlijk doe ik er niet veel aan. Ik vind het super van je dat je het durfde en je moet er maar niet over inzitten, ze zijn het vast al vergeten.”
Richard wil linksaf slaan en roept nog: “Ik moet hier links hé, tot morgen, Sophie”.
“Tot morgen”, roept Sophie hem na en ze denkt: ‘plus’!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juni 2021
Daniel | 36 Pagina's