Verlangen naar de wederkomst

onze Heere, kom!” In deze uitroep hoor je het verlangen naar de wederkomst van Christus. Ik las eens over “M^aranatha: dit uitzien van een kind van God. Iedere morgen als hij de gordijnen opendeed, keek hij naar de lucht. Als hij dan geen wolken zag, zei hij: “Vandaag nog niet”. Zo sterk leefde het verlangen naar de terugkomst van zijn Heere.

Ook in de tekst lees je hierover. Ongeveer een jaar na zijn vertrek uit Thessaloníca schrijft de apostel Paulus een brief aan de gemeente. Velen in de wijde omgeving hebben gehoord dat er in deze Griekse stad mensen zijn bekeerd. Deze mensen hebben gebroken met de afgoden en dienen nu de levende God. Ze verwachten Gods Zoon uit de hemelen en verlangen naar Zijn wederkomst.

Het gaat de bekeerde Thessalonicenzen om Gods Zoon. Dit is een duidelijk kenmerk van het leven van Gods kinderen. De Heilige Geest ontdekt aan hun zonde en leidt hen naar de Heere Jezus.

God de Vader wekte Zijn Zoon op uit de doden. Op Pasen sprak de Vader Zijn goedkeuring uit over het werk van Zijn Zoon. De opwekking uit de doden is de garantie dat Christus naar de hemel zal gaan en dat Hij ook weer uit de hemel zal terugkomen.

Paulus noemt de Naam van Gods Zoon erbij: Jezus, dat is ‘Zaligmaker’. Die Naam horen de Thessalonicenzen niet voor het eerst. Zijn Naam is door de apostel verkondigd in hun synagoge (Hand. 17:3). Hij heeft Hem aangewezen als de Zaligmaker Die Zijn volk zalig zal maken van hun zonden. Ook op een andere manier heeft de Naam Jezus geklonken. Het straatvolk heeft Zijn Naam uitgeschreeuwd voor het stadsgerecht in Thessaloníca (Hand. 17:7). Zij hebben deze Naam genoemd zonder te weten Wie Hij is.

In de Naam Jezus ligt de zaligheid voor zondaren. Heb jij als zondaar deze Zaligmaker al nodig gekregen? Is Zijn Naam je dierbaar geworden? Of noem je Zijn Naam zonder Hem te kennen?

De Naam Jezus zegt iets over Zijn werk: “Die ons verlost van de toekomende toorn”. Gods toorn is Zijn heilige afkeer van de zonde. Daarom moet Hij onze zonde straffen. Het is Gods schrikkelijke toorn die heel ons leven al op ons rust. Het is Gods eeuwige toorn die naar ons toekomt en voor altijd op ons blijven zal als we ons niet bekeren. Van die toekomende toorn verlost Jezus Zijn volk. Onder die ondeelbare toorn heeft de Zaligmaker gebogen in Gethsémané en op Golgotha. Zo heeft Hij voor Gods kinderen de hitte van Gods gramschap geblust. Deze mensen gaan buigen onder Gods verdiende toorn, maar leren ook smeken om Gods gestilde toorn. O, zoek toch schuiling voor de toorn van God!

De bekeerde Thessalonicenzen zijn vreemdelingen in deze wereld. Hun vaderland is boven. Hoe meer vreemdeling je hier bent op aarde, hoe meer verlangen er komt naar de hemel. Hoe is het met jou? Zit je nog helemaal vast aan de dingen van hier beneden? Of ken je een heimwee naar de Zaligmaker uit de hemel?

Wie dit heimwee kent, komt eenmaal thuis. Thuis bij God, om Jezus’ wil.

Waar kun je om bidden?

Wat leert dit over de Heere?

Wat is de boodschap voor jou?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen