De klokkenluider
De klokkenluider was op school. En eigenlijk zeg ik het dan nog verkeerd. Want het was een beiaardier. Een echte beiaardier uit Dordrecht. Hij kwam vertellen over zijn werk. Elke zaterdag is hij in het topje van de kerktoren te vinden, zo vertelde hij aan ruim 60 kinderen. Hij vertelde het alles zo vol passie, dat ik mezelf afvroeg of ik ooit wel eens op die manier over mijn werk had gesproken.
Ademloos werd er geluisterd. Tenminste, door de meeste kinderen dan. In de rij voor me hoorde ik wat gefluister: “Ik denk dat ik ook een aardbei wordt, als ik groot ben.” Er klonk gegrinnik. “Nee joh, je bedoelt een beiaard.” Het werd weer stil. Achter me begon het: “Knap hè, wat die man kan. Dat kan ik nooit.” Daarop zei de buurjongen van het meisje: “Wel, je moet het gewoon eerst proberen. Anders kun je ook niet zeggen dat je het niet kan.”
Ik draaide me om, legde een vinger op m’n lippen, gaf een knipoog en draaide weer terug. Het bleef nu gelukkig stil. Eigenlijk moest ik glimlachen. Want de woorden van die jongen hadden zeker een kern van waarheid. Hij zei het alleen op het verkeerde moment.
Terwijl de beiaardier een wijsje op zijn carillon liet horen en de kinderen hard meezongen, bleven de woorden van die 10-jarige in mijn gedachten rondcirkelen. Eerst proberen. Je kunt anders ook niet zeggen dat je het niet kan. Hoe vaak ga ik er bij mezelf al van uit dat het me ‘toch niet lukt’? Voor het mooi té vaak. Van die momenten dat je geeneens zin hebt om ergens aan te beginnen, omdat je er tegenop ziet. Het is geen goede houding, want ‘alle begin is moeilijk’. Maar diep vanbinnen weet je dat je ook de lastige momenten niet alleen hoeft te doen. En wat heb je dan nog te vrezen als je weet dat God alles overziet?
Was dit nu gewoon weer zo’n moment dat ik leerde van een leerling? Ja, ik denk het zomaar. Het was zoiets kleins. Iets wat je de kinderen in je klas op het hart probeert te drukken, als ze er even geen zin meer in hebben. En nu werd het mij onbewust op het hart gedrukt.
De beiaardier was klaar. Hij vroeg de kinderen welk liedje er nog gezongen kon worden. Een jongen vooraan stond op. “Meneer, God heb ik lief.” De beiaardier kende het. Luidkeels werd er gezongen: “God heb ik lief; want Die getrouwe HEER. Hoort mijne stem, mijn smekingen, mijn klagen; Hij neigt Zijn oor, ‘k roep tot Hem al mijn dagen; Hij schenkt mij hulp, Hij redt mij keer op keer.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2022
Daniel | 36 Pagina's