Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloof onde vuur

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloof onde vuur

#23 In die dagen was ik treurende

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Directeur Van de Weg was plotseling gestorven tijdens een operatie. Jessica en Jesse hadden met heel de klas gecondoleerd in de kerk. Jessica had Jesses hand gepakt. De dominee sprak alle leerlingen aan en vroeg of zij ook bereid waren geweest als zij gestorven zouden zijn en in de kist hadden gelegen.

Gouda – Zaterdagavond, huize Van Vuren

Jesse kan de slaap niet vatten. Hij knipt een lampje aan. Uit zijn bureaulade haalt hij de kaart die hij kreeg van meneer Van de Weg tijdens het ziekzijn van zijn vader. Op de voorkant staat een schitterende foto van een ijsvogel met een visje in zijn bek. Wat een prachtig handschrift, denkt Jesse, als hij de kaart weer bekijkt. Daarna leest hij wat er op de achterkant van de kaart staat. De laatste zin heeft Jesse al vaak gelezen. Toch raakt het hem elke keer weer.

“Jesse, denk in deze moeilijke tijd maar veel aan Jeremia. Lees Klaagliederen 3. Daar zul je veel herkenning vinden. Hij schreef in zijn diepe verdriet: Het is goed voor een man dat hij het juk in zijn jeugd draagt. Misschien vraag je je nu wel af waar het allemaal goed voor is. Misschien ben je zelfs wel boos. Dan kan ik goed begrijpen, hoor! Doe maar wat Jeremia deed, hoop op de Heere en verwacht het van Hem alleen! Heb geen harde en boze gedachten van de Heere, Want Hij plaagt en bedroeft des mensen kinderen niet van harte.”

Jesse krijgt een brok in zijn keel.

Gouda – Rouwdienst meneer Van de Weg

Jesse en Jessica zitten naast elkaar in de kerk. De kerk zit vol. De leerlingen zitten allemaal bij hun klassen. Voor hen zijn banken gereserveerd. Stemmig klinkt het orgel-spel. Jesse herkent de stijl. Het is hun muziekdocent, meneer Davids. Die registreert altijd heel warm. Wat speelt hij nu? Jesse luistert ingespannen. Het is Bach, dat kan niet anders. Jesse herkent het als een van zijn vaders favoriete orgelstukken. “Ich ruf zu dir, Herr Jesu Christ.” Dat is wel heel gepast. Jesse ziet het ook op de liturgie staan.

Daarna wordt het stil en neemt de begrafenisondernemer het woord. Iedereen moet gaan staan. Waar is zijn mentor, meneer De Groot eigenlijk? En meneer De Hoop, zijn godsdienstdocent? Dan ziet Jesse met ontroering dat de beide docenten, samen met nog vier anderen, de kist van hun directeur de kerk indragen. Voor hen loopt de adjunct-directeur. Hij is nu waarnemend directeur en zal straks ook spreken. Hij is nog erg jong, maar staat zijn mannetje. En dat is precies wat een leidinggevende nodig heeft.

Dominee van Dam neemt het woord. Nadat hij enkele woorden gesproken heeft tot de familie, richt hij zich tot de leerlingen. “Vrienden, hier voorin de kerk ligt het lichaam van jullie geliefde directeur en van een zeer geliefd en geacht gemeentelid. Graag deel ik met jullie het laatste gesprek dat ik met hem had. Het heeft jullie veel te zeggen. Directeur van de Weg zei tegen me dat hij van hetzelfde gevoelen was als de apostel Johannes. Die heeft geschreven: Ik heb geen meerdere blijdschap dan hierin dat ik hoor dat mijn kinderen in de waarheid wandelen. Het diepste verlangen van jullie directeur, zo waren zijn laatste woorden die hij met mij deelde, was dat hij jullie op de dag van de wederkomst aan de rechterhand van de Heere Jezus zou terugzien. Hij noemde jullie allemaal ‘zijn kinderen’. En zo sprak hij met de Heere ook over jullie. Zijn gebed was dat hij op de dag der dagen zeggen kon: Zie hier, ik, en de kinderen die de HEERE mij gegeven heeft.

Veel leerlingen zijn tot tranen toe geroerd. Onder hen ook Jesse en Jessica. Jesse en Jessica merken dat het waar is wat de wijze Prediker gezegd heeft: Het is beter te gaan in het klaaghuis dan te gaan in het huis des maaltijds; want in hetzelve is het einde aller mensen, en de levende legt het in zijn hart.

Gouda – begrafenis meneer Van de Weg

De zwarte stoet die zich beweegt van de kerk tot aan de begraafplaats, lijkt eindeloos lang. De begrafenisondernemer heeft opgeroepen om de gang naar de begraafplaats, zoals hij het noemde, in stilte te maken. Dat is nog niet zo eenvoudig, merkt Jesse als hij tussen de leerlingen van zijn klas loopt. Opnieuw voelt hij dat zijn hand wordt vastgehouden. Hij kijkt eens opzij. Alhoewel het nog maar de tweede keer is, lijkt het al normaal. Ook zijn klasgenoten lijken het normaal te vinden. Matthias, die aan de andere kant loopt, heeft het opgemerkt en wisselt met Jesse een blik van verstandhouding, ondanks de verdrietige situatie. Op het graf spreekt de adjunct-directeur namens de school.

Toespraak meneer De Groot

Dan neem De Groot het woord als persoonlijke vriend van Van de Weg. “Jonge vrienden”, zegt hij, “wat een tegenstelling tussen wat wij hier zien en wat hij nu mag zien! Wij zien een open graf, een houten kist en we zijn getuige van een begrafenis. Maar de ziel van jullie directeur en mijn lieve vriend leeft! Zijn ziel is door engelen gedragen in de schoot van Abraham. Hij heeft zijn ogen opgeslagen in de hemel. Misschien zeg je: ‘Hoe weet u dat?’ De Bijbel spreekt erover wat de Heere heeft weggelegd voor Zijn kinderen na hun sterven. Maar hoe weet ik dat meneer Van de Weg Zijn kind is? Op aarde heeft onze directeur en mijn geliefde vriend het aangezicht van de Heere gezocht. En de Heere heeft Zich ook laten vinden omdat Hij hem gezien en gezocht had, lang voordat Van de Weg de Heere gezocht heeft. Daar heeft hij over verteld. Maar nu mag hij zijn Koning zien in Zijn schoonheid. Niet meer uit de verte zoals Abraham en Job, maar aangezicht tot aangezicht, zoals een man spreekt met zijn vriend.”

Het blijft even stil. Bij De Groot lopen de tranen over de wangen, ziet Jesse. De Groot slikt en spreekt daarna met vaste stem: “Hij ziet Hem nu zoals Hij is naar het woord van de apostel Johannes. Mijn vriend heeft het verlangen van zijn hart ontvangen. Daar sprak zijn Meester en Zaligmaker van: Zalig zijn de reinen van hart want zij zullen God zien. Vlak voor de operatie sprak ik hem er nog over. Hij zei: “Denwelken ik voor mij aanschouwen zal, en mijn ogen zien zullen, en niet een vreemde; mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot.” Ik hoopte dat hij over de verre toekomst sprak, want ik, en ik denk dat ik ook namens jullie spreek, kon hem nog niet missen. Maar het werd tijdens de operatie werkelijkheid: Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn. Van de Weg is thuis in het Vaderhuis. En jij, mijn jonge vriend of vriendin? Is jouw ziel gered? Wat is jouw vaderland? Waar gaat de reis heen?” Doordringend kijkt De Groot de leerlingen die rondom het graf staan aan. Als zijn blik is rondgegaan, blijven zijn ogen rusten op Jesse en Jessica...

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 december 2022

Daniel | 36 Pagina's

Geloof onde vuur

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 december 2022

Daniel | 36 Pagina's