Gevolg van
Als je jarenlang in een verpleeghuis hebt gewerkt, draag je veel herinneringen mee. Zo herinner ik me deze man; een bewoner met Korsakov. Ziek door een langdurige alcoholverslaving. Ziek door eigen toedoen!?
Je dronk enorm. Je sleet er je dagen mee. Je verwaarloosde jezelf. Je dronk je lever kapot. En ook je hersenen. Je vermagerde snel en keerde in jezelf terug. Je kon alleen nog maar roken. Je broek zat vol met kleine brandgaatjes. En je nagels waren niet een klein beetje geel. Je kwam bij ons in het verpleeghuis wonen. Je was de jongste en we mochten geen meneer en u tegen je zeggen. Dat wilde je niet.
Je had je leven tot een puinhoop gemaakt. En dat van je naasten ook. Je naasten die je ooit lief geweest zijn. Toen alcohol nog niet in je leven was. Je vrouw was er niet tegenop gewassen. Zij verdween uit jouw leven. Je kinderen schaamden zich voor jou. En jij zag ze niet meer. Een zoon kwam nog wel eens. Maar jullie zeiden niets. Wat viel er te zeggen? Je zat alleen maar in je doorgezakte stoel. En je rookte. Je rookte en je staarde voor je uit.
En toch? Had jij bewust voor dit leven gekozen? Een leven zonder liefde? Een leven zonder genegenheid? Wat had jou zover gebracht? Wat zag jij tijdens de oorlog? Wie had er zo’n macht over jou? Wie of wat had jou zo beschadigd? Ik zag banden van de dood in jouw lege ogen. En ik voelde de gevolgen van Genesis 3.
Als we op zondagmiddag een advocaatje aten, kreeg jij vanillevla. Met een toefje slagroom. Voor jou geen alcohol. Je had het door. Je at het op. En je zweeg. Je rookte je sigaret. En je staarde.
Ik herinner me een moment dat jij me verwarde. En ook verraste. Op de laatste dag van het jaar.
Er was een agressieve bewoner op de afdeling. Ik stond met mijn rug naar hem toe. En hoorde hem niet komen. Met volle kracht reed de man met zijn rollator tegen mij aan. Tegen mijn scheenbeen. Ik viel tegen de medicatiekast. De man haalde opnieuw aan en raakte me voor de tweede keer.
Toen was de maat vol. Bij jou. Jij kwam uit je stoel. Met alle kracht die je magere lichaam nog bezat stond je op. Je smeet je sigaret in de asbak. Je ogen flikkerden gevaarlijk. Ik weet niet hoe je het deed, maar je werkte de man in de eerste de beste stoel die je zag en gaf hem toen een klap in zijn gezicht. Een harde klap. Dat had je niet moeten doen. Maar ik was trots op je.
Jij ging laat naar bed. Ik had nachtdienst. Om 0.00 uur stonden we voor het raam. In de verte zagen we het vuurwerk. Jij zei niets. Ik ook niet.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 2023
Daniel | 36 Pagina's