Een tijd om te spreken
“Zie, mijn lippen bedwing ik niet.” Psalm 40:10
Zwijgen is vaak gemakkelijker dan spreken. Wanneer spreken betekent dat we tegenstand krijgen, is het de neiging van ons natuurlijke bestaan om te zwijgen. Het is alleen door Gods genade dat een mens bidt: “Heere, open mijn lippen, zo zal mijn mond Uw lof verkondigen” (Ps. 51:17).
David ging door zijn zonde zwijgend over de wereld, en dat werd hem tot smart. Zijn zonde veroorzaakte zwijgen, en zijn zwijgen werd hem tot zonde. Wanneer God een mens bekeert, wordt het hem tot smart dat hij God onteert en Zijn geboden overtreden heeft. Wie door het ware geloof kennis heeft gekregen aan de gerechtigheid van Christus zegt: “Ik boodschap de gerechtigheid in de grote gemeente; zie, mijn lippen bedwing ik niet” (Ps. 40:10). Dan is er een hartelijke begeerte om de lippen niet langer te bedwingen, maar met onze mond Gods lof te verkondigen. Maar tegelijkertijd is het de praktijk in het leven van Gods kinderen: “Want het goede, dat ik wil, doe ik niet” (Rom. 7:19). Zoveel vrees om te spreken, zo vaak geneigd om te zwijgen!
Is er in de politiek ook niet vaak de vrees om bespot te worden, om niet voor vol aangezien te worden door andere partijen? Christelijke politiek zal toch hierdoor gekenmerkt worden:
“Zie, mijn lippen bedwing ik niet.”
Wanneer Gods geboden met voeten getreden worden:
“Zie, mijn lippen bedwing ik niet.”
Wanneer we belijden dat op het verlaten van Gods wetten de oordelen moeten volgen:
“Zie, mijn lippen bedwing ik niet.”
Wanneer ons land zich uitleeft in zonden op seksueel gebied:
“Zie, mijn lippen bedwing ik niet.”
Maar ook wanneer in eigen partij de Bijbelse beginselen met betrekking tot het regeerambt voor vrouwen niet langer erkend worden:
“Zie, mijn lippen bedwing ik niet.”
Maar voor David gold wel dat hij wist waarover en waaruit hij sprak. Hij sprak van gerechtigheid: “Ik boodschap de gerechtigheid in de grote gemeente; zie, mijn lippen bedwing ik niet.” Dat is het spreken van een verloren, veroordeelde zondaar die weet wat het is om genade te ontvangen. Dat is het spreken van een zondaar die achter het grote wonder is gekomen dat een Ander éérst gesproken heeft: “Toen zeide Ik: Zie, Ik kom; in de rol des boeks is van Mij geschreven. Ik heb lust, o Mijn God, om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden Mijns ingewands.” (Ps. 40:8). Dat is geen wettisch spreken uit de hoogte, maar het ootmoedige spreken van een zondaar die geen vreemdeling is van de gerechtigheid en de gehoorzaamheid van Christus!
Moet er dan door allen gesproken worden? Nee, Gods Woord wijst ons ook de weg van het spreken zonder woorden: “Desgelijks gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig; opdat ook zo enigen het Woord ongehoorzaam zijn, zij door den wandel der vrouwen zonder woord mogen gewonnen worden” (1 Petr. 3:1).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2018
De Banier | 32 Pagina's