Gods onveranderlijkheid
“Want Ik, de HEERE, word niet veranderd; daarom zijt gij, o kinderen Jakobs, niet verteerd.” Maleachi 3:6
Sinds 1918 is er in Nederland misschien wel meer veranderd dan in de duizend jaar daarvóór. Ons werk is veranderd, onze huizen, ons landschap, onze bevolking, onze normen en waarden, onze seksuele moraal. Ook onze kerken zijn veranderd. En, lezer, u bent ook veranderd, ook al bent u waarschijnlijk nog geen honderd jaar oud. Want wat is er eigenlijk niet veranderd?
God is niet veranderd. Daar is de Bijbel glashelder in. God verandert niet. Dat is een tegenstelling met ons mensen. Over mensen zegt God: van uwer vaderen dagen af zijt gij afgeweken van Mijn inzettingen en hebt ze niet bewaard (vers 7). Dus die twee staan tegenover elkaar: God aan de ene kant en mensen aan de andere. De woorden Ik en gij in onze tekst hebben nadruk. God is onveranderlijk in Zijn trouw. Maar mensen zijn en blijven veranderlijk, ze blijken onbetrouwbaar. Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet één (Rom. 3:10). God is onveranderlijk in Zijn trouw. Hij heeft Zijn kinderen lief met een eeuwige liefde en Hij komt daar nooit op terug. Hoe veranderlijk en onbetrouwbaar Zijn kinderen ook blijken te zijn, Hij laat ze nooit los. Ze moeten zeggen: Het zijn de goedertierenheden des HEEREN, dat wij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben. (Klaagl. 3:22). God heeft Zich aan hen geopenbaard in Zijn onveranderlijke liefde in Christus en ze verwonderen zich over Hem met steeds grotere verwondering. Want bergen zullen wijken en heuvelen wankelen, maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen, zegt de HEERE, uw Ontfermer (Jes. 54:10).
God is onveranderlijk in Zijn heiligheid. Hij haat de zonde met een eeuwige haat. Mensen noemen het kwade goed en het goede kwaad. Maar God doet dat nooit. Dáárom brengt Hij Zijn volk in de oven (vers 2-3). Daar wordt Zijn volk gereinigd van zijn schuim. In de oven denken ze dat ze alleen maar schuim zijn! Wat een vuiligheid komt er openbaar! Maar Gods volk, Jakobs kinderen, zál niet verteren. Ze zullen er als goud uitkomen. De HEERE heeft mij wel hard gekastijd, maar Hij heeft mij ter dood niet overgegeven (Ps. 118:18). Lezer, kent u deze onveranderlijke God? Dan kent ook zowel Gods trouw als Gods heiligheid. Welk van die twee zou een mens het diepst vernederen? In God zijn ze één: ze zijn de getrouwe en heilige God Zelf, zoals Hij in Christus Zichzelf openbaart. Wie aan Gods kant valt, wordt een vreemdeling op deze wereld. Waardig om verteerd te worden, en toch niet verteerd! Door genade houden ze onverzettelijk vast aan Gods blijvend Woord. De eeuwigheid zal niet te lang zijn om deze onveranderlijke God groot te maken! HEERE, Gij zijt mijn God, U zal ik verhogen, Uw Naam zal ik loven, want Gij hebt wonder gedaan; Uw raadslagen van verre zijn waarheid en vastigheid (Jes. 25:1
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 2018
De Banier | 32 Pagina's
