Leiding

We hebben wel gehoopt dat er een zetel bij zou mogen komen. Dat spreekt toch voor zich als je de SGP een warm hart toedraagt. Maar we mogen zien op wat we gekregen hebben. Temeer als we de toegenomen steun zien voor het moderne liberalisme. Dan is gelijk duidelijk dat er voor de SGP in de nieuwe Kamer sprake zal zijn van een stevig politiek krachtenveld. Duidelijk een voorrecht dat ons driemanschap er mag staan.

ZEGENBEDE

Een zegenwens is dus zeer op zijn plaats. Aan Gods zegen is alles gelegen. Voor ons SGP’ers is dat een belangrijk uitgangspunt. We leven bij de belijdenis dat een mens in eigen kracht niet tot iets goeds in staat is. Wat dan als zo’n grote verantwoordelijkheid op de schouders rust en de vraagstukken complex en moeilijk zijn? En dan te bedenken dat in dit alles zich een geestelijke strijd voltrekt. Wie zal kunnen onderscheiden tussen goed en kwaad? Hoe zullen we kunnen bijdragen aan de erkenning van het beginsel van Gods Woord? Laat onze zegenwens een zegenbede mogen zijn.

EENZIJDIG ONTFERMEN

Gods zegen is rijk. Want ze is van God. En ze is alomvattend. Gezondheid en kracht, bescheidenheid en zelfverloochening, moed en vrijmoedigheid: alles is bij Hem te verkrijgen! En tot alle gaven is genade de sleutel. De Heere zegent mensen niet omdat ze het waardig zijn. Maar Hij doet het vanwege Zijn eenzijdig ontfermen. Dat maakt het heilgeheim uit waarin de ware christen mag delen. Wie zwak is, wordt bekrachtigd. Wie onwaardig is, mag Gods gunst ervaren. Wie arm is vanwege zonde en tekort, wordt bediend uit Christus’ genadevolheid.

De HEERE regeert. Voor een partij die dat belijdt, is het een bijzondere zegen om Zijn leiding te ervaren. Dat geldt voor onze Kamerleden, maar ook voor ons allen persoonlijk en in de levensverbanden waarin wij zijn geplaatst. De dichter van Psalm 119 vertolkt onze zegenbede voor de komende politieke periode:

Och, schonkt Gij hen de hulp van Uwen Geest! Mocht die hen op hun paân ten leidsman strekken!

‘k Hield dan Uw wet, dan leefd’ ik onbevreesd; Dan zou geen schaamt’ mijn aangezicht bedekken,

Wanneer ik steeds opmerkend waar’ geweest, Hoe Uw geboôn mij tot Uw liefde wekken. (Psalm 119:3) 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen