Roemen in de mens tegenover roemen in God
“Dezen vermelden van wagens en die van paarden, maar wij zullen vermelden van den Naam des HEEREN onzes Gods,” Psalm 20:8
Psalm 20 is een psalm van David. David is met het volk vergaderd bij het heiligdom, de tabernakel. De aanleiding is dat de koning met zijn leger ten strijde moet trekken tegen een sterke, naar menselijke maatstaf onoverwinnelijke, vijand.
David durft niet op te trekken voor eerst het aangezicht des Heeren te hebben gezocht, samen met het volk. David is zich ervan bewust dat hij de overwinning niet zelf kan bewerken. Dat kan alleen als de Heere mee optrekt in de strijd en voor Zijn volk strijdt. Gevraagd wordt “Hij zende uw hulp uit het heiligdom en ondersteune u uit Sion”, vers 3. Geen menselijke hulptroepen worden te hulp geroepen maar Gods hulp.
De Heere toont het gebed te hebben gehoord en dat Hij het ook wil verhoren. Dat lezen we in vers 7. Daar is iemand aan het woord die spreekt in het enkelvoud. Hij mag, door Goddelijke openbaring, getuigen “Alsnu weet ik dat de HEERE Zijn gezalfde behoudt”. Zijn gezalfde, dat is koning David, door de Heere Zelf uitverkoren tot het koningschap. De Heere had Zich door die zalving verbonden aan David. Gods eer was ermee gemoeid.
Een wonderlijke bijeenkomst is dat geweest! Er moet nog gestreden worden maar de overwinning is al zeker. En dan wordt het overwinningslied aangeheven, vers 8. Het is een lied van een zwak en krachteloos volk in zichzelf dat moet gaan vechten tegen een overmacht. De vijanden beschikken over vele paarden en wagens. En wie daarover beschikte in de oudheid, was onoverwinnelijk. Naar menselijke berekening zullen ze zeker de overwinning behalen. Al die berekeningen, prognoses, voorbeschouwingen wijzen erop dat ze niets hebben te vrezen. Ze maken echter één grote vergissing. Ze rekenen buiten God.
Israël had geen paarden en wagens om op te vertrouwen. Volgens de ‘koningswet’ van Deuteronomium 17 had de Heere het Israël ook verboden om veel paarden te hebben. Wie het alleen van de Heere verwacht, die wordt nooit beschaamd. Dit heeft David en het volk in deze psalm mogen ervaren. Ze moeten een voor het menselijk oog verloren strijd gaan voeren. Maar dan lezen we: “maar wij zullen vermelden van de Naam des HEEREN onzes Gods”. Dit is de taal des geloofs die zijn grond vindt in Gods eigen toezegging, vers 7. David mag rekenen met de Heere. De eer Gods is hem op het hart gebonden. Hij mag zich overgeven in Gods hand.
Betekent dit dat David niet meer moest strijden? Nee hij moest wel de strijd voeren. Vertrouwen op de Heere oefenen betekent niet dat God de middelen uitsluit, maar het sluit wel uit dat we nog durven te vertróúwen op de middelen. Wat zou het groot zijn als binnen onze partij deze gang van David veel mocht worden beoefend. Dan mogen en moeten we doen wat onze hand vindt om te doen, maar dan ontvangen we ook de kracht en moed om vast te houden aan ons beginsel, te midden van een volk dat alleen bouwt op de paarden en wagens van vertrouwen in de autonome mens.
*Dit is een ingekorte versie van de meditatie die Ds. A. Schreuder hier schreef in de maand dat Kees van der Staaij aantrad in de Tweede Kamer (mei 1998). Psalm 20 (vers 8) is onderdeel van een kleine traditie: Van Rossum las het bij het aantreden van Van der Vlies (1981). Van der Vlies las het op zijn beurt bij de overdracht van de voorzittershamer aan Van der Staaij (2010).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2023
De Banier | 32 Pagina's