Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wees alert op ondermijnende tactieken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wees alert op ondermijnende tactieken

Uitdagingen bij artikel 23 van de Nederlandse Grondwet

5 minuten leestijd

Het kenmerkende van ons Nederlandse onderwijsstelsel is haar duale karakter. Artikel 23 van onze Grondwet bepaalt dat de overheid voor voldoende scholen moet zorgen en dat dit kan langs twee lijnen. Openbare scholen, gesticht door de overheid, moeten voor iedereen toegankelijk zijn, maar daarnaast mogen ook ‘bijzondere’ scholen gesticht worden, die uitgaan van een stichting of vereniging. Beide soorten scholen – openbare én bijzondere – worden op gelijke voet door de overheid gefinancierd. De scholen mogen zelf hun lesmethodes kiezen en hun personeel benoemen. Zo kunnen ze hun identiteit tot uitdrukking brengen. En ouders mogen zelf kiezen op welke school ze hun kinderen willen laten inschrijven.

Dit grondwetsartikel lijkt dus een stevige waarborg te bieden voor identiteitsgebonden onderwijs. Temeer omdat deze vrijheid van onderwijs voorkomt dat er sprake is van ‘staatsonderwijs’ dat door de overheid ingericht en voorgeschreven wordt, terwijl daarnaast dure privéscholen ontstaan die uitsluitend door rijkeluiskinderen bezocht kunnen worden. De Nederlandse aanpak zorgt er voor dat het onderwijs in ons land breed toegankelijk en maatschappelijk sterk verankerd is. In het buitenland kijken ze er met be- en verwondering naar.

Je zou dus verwachten dat dit model door alle politieke partijen omarmd en gekoesterd wordt. Maar dan kom je bedrogen uit. In onze geseculariseerde samenleving bezoekt nog steeds ruim twee derde van de kinderen een bijzondere school – scholen met een vaagchristelijke of juist met een heldere identiteit: reformatorisch, islamitisch, antroposofisch of roomskatholiek. Voor veel seculiere partijen is de positie van het bijzonder onderwijs daarom een doorn in het oog.

“Niet meer van deze tijd, we zijn de verzuiling voorbij”. Dat soort loze argumenten krijg je te horen. Als je doorvraagt of zij dan de vrijheid van onderwijs willen inperken, is hun antwoord natuurlijk “nee”, om er aan toe te voegen: “Maar die moet wél ‘gemoderniseerd’ worden.” Dan weet je gelijk hoe laat het is.

Tot een jaar of tien, vijftien geleden was hun focus doorgaans gericht op wijziging van het grondwetsartikel. Tegenwoordig lijken dergelijke frontale aanvallen een beetje op de achtergrond geraakt en wordt een strategie gevolgd waardoor beetje bij beetje van de onderwijsvrijheid afgeknabbeld wordt, zonder direct de klassieke vrijheid van onderwijs ter discussie te stellen. Daarbij worden verschillende tactieken gebruikt. Publieke kritiek vanuit seculiere fracties op de inhoud van lesmethodes, op identiteitsverklaringen, op toelatingsbeleid of op het schoolbeleid in het algemeen is er één van. Die is gemakkelijk, zeker voor wie toch niet geïnteresseerd is in de werkelijke feiten of omstandigheden. Ondertussen worden de betrokken scholen daarmee structureel in een verdachte hoek geplaatst. Dit kunnen we niet afdoen als lawaai van politici die zich moeten profileren: het zijn méér dan vervelende incidenten. Daar moeten we ons bewust van zijn en het noopt ons uiterst zorgvuldig om te gaan met deze aspecten van de vrijheid van onderwijs. Want vrijwel altijd zijn hun pijlen gericht op het reformatorisch onderwijs.

Een andere tactiek die ingezet wordt – of in elk geval kán worden – wordt geregeld door een wetsvoorstel dat pas geleden is aangenomen. Daardoor heeft de inspectie, dan wel de minister, het recht om sneller in te grijpen als er op een school sprake is van misstanden. Op zichzelf is dat prima natuurlijk. Een school die structureel in de fout gaat, of het nu gaat om onderwijsresultaten of goed huisvaderschap, moet geen beroep kunnen doen op het grondrecht van de vrijheid van onderwijs. De leerlingen zouden daar de dupe van worden. Maar de vraag is waar de grenzen van ‘misstanden’ gelegd worden. Valt daaronder straks ook dat je als school niet ‘inclusief’ genoeg bent of te weinig rekening houdt met ‘diversiteit’? Vage begrippen, met als gevolg rechtsonzekerheid.

Nog een overheidsmaatregel die de vrijheid van onderwijs aantast: de regionale personeelsvoorziening. Net als veel andere sectoren kampt het onderwijs met een fors personeelstekort, in de ene regio meer dan in een andere. Logische vraag is dus: hoe los je dat op? Vanuit het ministerie kwam het idee dat daarvoor verplichte regionale samenwerking handig zou zijn. Hoe zo, denk je dan, veel scholen wérken toch allang vrijwillig samen op het terrein van personeelsvoorziening? Of denkt het ministerie echt dat docenten zich als poppetjes heen en weer laten schuiven om scholen aan personeel te helpen? En dat elke docent zomaar past in een bepaalde schoolcultuur, of bij een school die werkt maakt van z’n identiteit? Als laatste tactiek noem ik het overheidsbeleid rond burgerschapsvorming. In 2021 heeft de Onderwijsraad haar advies over dit thema uitgebracht. Daarin adviseert zij dat het onderwijs de kennis van de ‘basiswaarden van de democratische rechtsstaat (vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit)’ moet overdragen en het respect ervoor moet bevorderen. Op zich waardevol. De beleidsreactie van de minister dateert van begin juli 2023. Die omarmt het advies, maar benadrukt nog eens dat de eigen identiteit daar uiteraard weliswaar aan toegevoegd mag worden, maar dat die niet tot de kern kan horen. Alleen als een ‘sausje’ dus.

Terecht plaatste de inspectie kritische kanttekeningen bij deze benadering. Het is de omgekeerde wereld: burgerschapsvorming krijgt immers onvermijdelijk invulling vanuit geloofs- of levensbeschouwing. Denk alleen maar aan de visie op huwelijk en seksualiteit. Blijft er in de nieuwe benadering ruimte voor het overdragen van Bijbelse waarden? Om niet meer te noemen: naar het lijkt moet in de toekomst zelfs het ‘informeel onderwijs’ onder controle gebracht worden. Dus ook catechisaties, kerkelijk jeugdwerk en zondagscholen. Te bizar voor woorden. Er is daarom alle reden om de komende jaren uiterst alert te zijn op de vrijheid van onderwijs – maar eigenlijk breder: op de vrijheid van opvoeding door de ouders!

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2023

De Banier | 32 Pagina's

Wees alert op ondermijnende tactieken

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2023

De Banier | 32 Pagina's