Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘DENKEN VANUIT CHRISTUS IS FUNDAMENTEEL’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘DENKEN VANUIT CHRISTUS IS FUNDAMENTEEL’

PROF. VAN VLASTUIN OVER DE INTEGRATIE VAN IDENTITEIT EN ONDERWIJS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Al heel wat jaren houdt prof. dr. W. van Vlastuin zich bezig met identiteit in het reformatorisch onderwijs. Hij was op 30 maart 2019 te gast bij de VGSjaarvergadering. Daar besprak hij zijn nieuwe boek: Voor hart en hoofd. Een essay over Christus-identiteit in het onderwijs. ‘Alleen vanuit Christus hebben we het juiste zicht op onze leerlingen en onze werkelijkheid.’

zitten in een enorme smeltkroes van invloeden en bewegingen’, zegt Van Vlastuin. ‘Daarin moet je als christen je positie bepalen. Alle huidige ontwikkelingen, ook in de ethiek en in de theologie, brengen ons tot de vraag: waar staan we voor? Hoe vertolken we een geestelijk perspectief in het onderwijs?’ We

Laten we ons uitgangspunt kiezen in de opgestane Christus en Zijn ambten: profeet, priester en koning, vervolgt hij. ‘Als we vanuit Hem naar onze leerlingen kijken, geeft dat enerzijds verwachting voor hun geestelijke levendmaking en reikt dat anderzijds een kader aan voor het onderwijs en hun vorming.’

De hersteld-hervormde hoogleraar hield in 1994 ook een lezing bij de algemene ledenvergadering van de VGS. De titel luidde: ‘De reformatorische school in een ontkerstende samenleving’. Een citaat: ‘Dát is een reformatorische onderwij-zer, die zich niet laat leiden door angst voor de storm van de ontkerstening, die niet luistert naar moderne pedagogische inzichten, die zich niet laat leiden door de wil van het kind, maar die let op het onfeilbare kompas van Gods Woord.’

Bent u 25 jaar later tot andere inzichten gekomen?

‘Ja, er is toch wel verschil met toen. Je eigen inzichten en gevoeligheid op dit terrein ontwikkelen zich en groeien. Het nadenken over dit onderwerp is mij min of meer overkómen. De laatste zes jaar vragen scholen me herhaaldelijk voor lezingen over dit onderwerp. Ik spreek dan voor directies, leidinggevenden of op een bezinningsdag voor het personeel. Dat gaf voor mij de eerste aanzet voor verdere doordenking en het schrijven van deze studie.’

En wat is dan het verschil?

‘Meer en meer ontdekte ik bij mijn lezingen en de gesprekken die erop volgden: hier is een stuk verlegenheid, hier is behoefte aan bezinning. Hoe geef je nu de christelijke identiteit gestalte in het onderwijs? Docenten voelen een tweespalt tussen vakken en identiteit. Hoe kun je waarmaken dat christelijk onderwijs meer is dan een vrome dagopening? Ik heb geprobeerd deze materie fris en nieuw te doordenken. Er zit een stuk cultuuranalyse in: waardoor komt onze verlegenheid?’

Wat is het antwoord?

‘Door het modernisme ontstaat er een dualisme van het objectieve en het subjectieve, het seculiere en het geestelijke.’

In diverse recente publicaties heeft de bekende pedagoog en onderwijsfilosoof Gert Biesta gereageerd op die moderniteit in culturele zin.

‘Maar daar zit geen enkel christelijk perspectief in. Het christelijk geloof heeft veel meer te bieden: een integrale visie die absoluut van toegevoegde waarde is.’

U schrijft: ‘Een van de grootste verzoekingen in onze tijd is dat de leraar zich voegt in het dualisme en in twee werelden leeft.’ Wat is dat concreet?

‘Dat is die vrome dagopening, met de seculiere les erop volgend. Dat dualisme hangt samen met het denken vanuit het zogenaamde “object-subjectschema”. Dit heeft ook invloed op onze geestelijke perspectieven. Als je de wedergeboorte isoleert, is dat een trek van moderniteit. Je kiest namelijk als uitgangspunt het menselijk subject, de wedergeboren mens. Het Woord gaat dan niet meer vooraf aan de Geest. Zo leg je het accent bij de Geest Die onmiddellijk werkt. Maar daarmee maak je het Woord in feite tot een dode letter, tot dood object. In die gedachtegang moeten we pedagogisch steeds het voorbehoud van de subjectieve wedergeboorte maken.’

Denkrichting

Van Vlastuin pleit er daarom in zijn boek voor de denkrichting om te draaien. Op pagina 114 verwoordt hij dat als volgt: ‘Dan vragen we niet naar de mogelijkheden van de al dan niet wedergeboren leerling, maar naar de mogelijkheden van de levende Christus. De vraag is dan niet meer wat een dode zondaar met de levende Christus kan, maar wat de levende Christus met de dode zondaar kan. Hoe kan Hij het christelijk onderwijs gebruiken om het hart, hoofd en handen van onze jongeren te vormen? Levend in de heilswerkelijkheid van Christus spreken we niet meer objectief beschouwend over bekering, maar spreken we in de klas vanuit de werkelijkheid van Christus. (…) Wet en Evangelie blijven niet op een afstand, maar komen dichtbij.’

Verwante boeken

Eerder al verschenen er bij Driestar educatief twee verwante boeken. In januari 2017 was er een herziene uitgave van Essenties van christelijk leraarschap – een kleine onderwijspedagogiek (A.J. Kunz, A. de Muynck en H. Vermeulen). Daarin gaat het over de kern van christelijk leraarschap. Het houdt leraren, bestuurders, leidinggevenden en studenten een spiegel voor: hoe verhoud jij je tot deze essenties?

Bijna anderhalf jaar later (zomer 2018) verscheen Lesgeven is lofzeggen van Dick Janse, docent biologie aan het Wartburg College, locatie Guido de Brès. Zijn boodschap is dat de lof van God verkondigd moet worden in het onderwijs, juist ook in de vakinhoud.

Wat voegt uw boek toe?

‘Wat die scribenten in beide boeken schrijven, is pedagogisch en didactisch van grote waarde. Bram de Muynck behoorde tot de kring van mijn meelezers en het boek van Dick Janse vind je terug in mijn bibliografie. Ik denk dat de meerwaarde van mijn boek dit is: de integratie van identiteit en onderwijs. Dus hier wordt het direct christelijke, het expliciet geestelijke van het onderwijs vanuit de persoon van Christus gedacht. Mijn studie is meer theologisch. Identiteit kun je niet los denken van Christus.’

In hoofdstuk 1 bespreekt u hoe we onze christelijke identiteit hebben te verstaan. Moet de lezer dat zien als een lange ‘aanloop’ alvorens het écht onderwijskundig wordt?

‘Nee, hoofdstuk 1 is de kern van mijn boek. De andere hoofdstukken zijn er een uitwerking van. Het denken vanuit Christus is fundamenteel. Alleen vanuit Hem hebben we het juiste zicht op onze leerlingen en onze werkelijkheid. Ik heb dus het idee dat ik een extra dimensie aanwijs op dit gebied. Als het expliciet over didactiek en pedagogiek gaat, stel ik mij bescheiden op. Het zou mooi zijn als er vervolgonderzoek of nieuwe publicaties komen. Onze tijd, onze cultuur maakt dat extra nodig.’

Op pagina 75 schrijft u: ‘We mogen beginnen bij de grote ambtsdrager Jezus Christus. In Hem is alles om een docentenhart te hebben. (…) De Geest eigent ons toe wat we al hebben.’

‘Ja, dat is ook bedoeld om de leerkrachten anno 2019 moed in te spreken. Als er iets misgaat op scholen is de overheid er meteen bij. Het is allemaal móeten. Maar het is juist bevrijdend als je docent bent vanuit het Evangelie. Een ambt is niet van jezelf. Daarom ben je honderd keer meer verantwoordelijk, tegelijk duizend keer meer ontspannen.’


‘Wij zijn niet bijzonder, onze Meester is bijzonder’

‘In de Vroege Kerk zag men al dat de grondlijnen van het Oude Testament in het drievoudige ambt van Christus samenkwamen. De Heidelbergse Catechismus heeft daaruit voor het eerst de consequentie getrokken dat de christen in dit drievoudige ambt van Christus deelt (…): in Zijn profetisch, priesterlijk en koninklijk ambt. Het drievoudig ambt reikt ons een kader aan om na te denken over de christelijke leraar’ (p. 70).

‘De sleutel tot het christelijk leraarschap is dat we in het klaslokaal wandelen met God. (…) De christelijke leraar put voortdurend uit de bron Jezus Christus’ (p. 71).

‘Het is ook heel bevrijdend om ons leraarschap ambtelijk te duiden. Een ambt is niet van onszelf. (…) Wij zijn niet bijzonder, maar onze Meester is bijzonder. Dat is een heilzame relativering van alles ‘wat moet’ om een christelijke docent te zijn’ (p. 77).

‘Docenten oefenen waarschijnlijk meer invloed uit op de ziel van onze jongeren dan de predikant die wekelijks tweemaal op een afstand een rede houdt. (…) Dit privilege heeft ook een keerzijde. Onze invloed kan een stap ten hemel zijn of een stap ten hel. Eenmaal moeten we onze handen laten zien en dan zal de grote ambtsdrager zeggen of er bloed aan kleeft (vlg. Ezechiël 3 vers 18)’ (p. 121).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2019

De Reformatorische School | 48 Pagina's

‘DENKEN VANUIT CHRISTUS IS FUNDAMENTEEL’

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 2019

De Reformatorische School | 48 Pagina's