Gemiste kleur
W. LOSBAND becommentarieert elk nummer het thema vanuit een persoonlijk perspectief
Na mijn hartstilstand en vijf vergeefse reanimatiepogingen bracht een zesde me weer terug: ik kwam weer bij alsof er niets was gebeurd. Gelukkig was ik twee minuten daarvoor het ziekenhuis binnengelopen. Eén dag later kwam er iemand op de IC bij me om te vragen of ik een bijna-doodervaring had gehad. Ik moest haar teleurstellen. Ik had er wel eens iets over gelezen: een tunnel met aan het eind licht, schitterende kleuren en een gevoel van overweldigende vrede. Bij mij was het zwart voor mijn ogen geworden. En toen ik weer bij kwam, was de wereld hoofdzakelijk wit door de kleding van het ziekenhuispersoneel.
Ooit had ik geleerd dat de Grieken dachten dat je weet wat schoonheid is door je herinnering daaraan in je voorbestaan. Volgens mij missen veel mensen die herinnering. Als ik op straat armen en nekken vol tattoos zie of als ik denk aan een bekende advocate, mr. Inez Weski, met meer zwart om haar ogen dan op haar toga te vinden is.
Maar ik had vroeger die herinnering wel. Aan kleuren – en daar hoorden wit en zwart niet bij Dat kwam zo: Ik werd door mijn ouders regelmatig uitgeleend aan mijn oom en tante. Omdat zij geen kinderen hadden, konden ze zich meer permitteren dan mijn ouders. Dat bleek uit het feit dat hij een auto had, maar hoofdzakelijk uit zijn voorkeur voor dure sigaren – waarvan ik de bandjes spaarde en die in een schriftje met stijfsel opplakte – en uit haar voorkeur voor grote bonbons. Zij bewaarde de gekleurde zilverpapiertjes, nadat ze haar buik rond had gegeten.
Op zondag uit de kerk kwam er eerst een grote zak ongepelde pinda’s op tafel. Achteraf denk ik dat ze die met opzet langzaam pelden en bedachtzaam kauwden, zodat minstens de helft van de zak voor mij was. Ik brak de heel gebleven pinda’s in tweeën en at alleen de “kaboutertjes” tussen de twee helften op. De echte pinda’s verdwenen in mijn broekzak.
Na het eten kwam soms het doosje met zilverpapiertjes op tafel en een paar haverhalmen. Om iedere korrel vouwde ik heel voorzichtig een zilverpapiertje: roze, geel, lichtblauw, lichtgroen, lichtpaars, goud en zilver. Mijn tante zette het boeketje op de schorsteenmantel. Door de opstijgende lucht bewogen alle zaadjes. Ik kon tijden kijken naar al die kleurtjes.
Thuis hing een reproductie van een huilend zigeunermeisje. Een traan biggelde, het licht weerkaatsend, over haar wang. Ik denk dat mijn moeder dat net zo mooi vond, zoals ik al die kleuren mooi vond. Misschien waren onze herinneringen aan echte schoonheid vervaagd.
Maar noch op de reproductie, noch op mijn haverkorrels kwam de kleur oranje voor.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 2020
De Reformatorische School | 48 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 2020
De Reformatorische School | 48 Pagina's