Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eén oog open?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eén oog open?

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

W. LOSBAND

becommentarieert elk nummer het thema vanuit een persoonlijk perspectief

Al vroeg wist ik dat de zondag saai hoorde te zijn. Dat was een traditie, want al vanaf 1580 zorgden mijn verre voorvaders daarvoor. Eigenlijk begon het al op zaterdagmiddag. We moesten in een teil om het vuil van een hele week weg te spoelen. Daarvoor hadden we aardappels geschild, kolen geschept, aanmaakhout bij de kachel gelegd en het grint om het huis geharkt. We moesten onze zondagse kleren aan: een terlenkabroek, een colbertje, een overhemd met stropdas, gebreide kousen met te strak elastiek en onze zondagse schoenen.

Na het avondeten las mijn vader De Saambinder en mijn moeder de Margriet. We bouwden van meccano een hijskraan en hesen in een bakje onze witte muizen uit hun kooi. Voor we naar bed gingen, legden we onze kleren op een stoel en trokken onze pyjama’s aan. Dan knielden we voor het tweepersoonsbed en zeiden samen ons avondgebedje op.

’s Morgens als we wakker werden, was het zondag. De saaiste dag van de week. Eerst lopend naar de kerk op te grote en later te kleine schoenen. En anderhalf uur later weer terug. We mochten niet buitenspelen. We leerden ons psalmversje en de vragen en antwoorden voor de catechisatie. Dan was het tijd om te eten, waarvoor alles de vorige dag al was klaargemaakt.

Na een poosje was het alweer tijd om lopend in rijen met drie of vier mensen naast elkaar naar de tweede dienst te gaan. Er was geen dominee. Er werden preken gelezen van oudvaders die nog spraken nadat ze gestorven waren. Eén keer viel me op dat er veel woorden waren die op “heid” eindigden, maar gewoonlijk telde ik de latjes van de lambrisering.

Weer thuis gingen we eten. Sneden brood van een 16-ons, dun belegd en met nog een snee erbovenop. Hoewel mijn vader zuinig en buitengewoon vlijtig was, had ons huis niets van een kasteel weg.

Daarna leek het even feest. We kregen een glas oranje aanmaaklimonade en een plakje arretjescake. Mijn vader viel al snel in zijn rookstoel, met zijn lijfblad in zijn handen, in slaap en mijn moeder las de rest van de Margriet. We mochten geen spelletjes doen met dobbelstenen. Dat had iets met het lot te maken. Wel mochten we raden in welke hand achter zijn rug mijn vader een verrassing had. Mijn broer las verder in Voetstapjes in de sneeuw en ik begon in Jaap en Gerdientje. De hond lag met zijn rug naar de kolenkachel te snurken. De kat lag spinnend tussen zijn poten.

En hoewel we absoluut niet moe waren, was het dan weer tijd voor ons avondgebedje.

‘Ik ga slapen, ik ben moe; ‘k sluit mijn beide (!) oogjes toe.’

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 2020

De Reformatorische School | 48 Pagina's

Eén oog open?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 2020

De Reformatorische School | 48 Pagina's