Losband over trappen
W. LOSBAND
becommentarieert elk nummer het thema vanuit een persoonlijk perspectief
In de voorkamer van mijn tante Jans kwam nooit meer iemand sinds haar ouders gestorven waren. Zij was daar met twee broers en zes zussen in de bedstee geboren. Er hing een kralenlamp boven de tafel. Op het donkerrode tafelkleed stond een vaas met bruine sigaren van een waterplant. Voor de twee kleine ramen hing wat verschoten vitrage. Dat laatste verzin ik, want toen ik de kamer in mocht, had ik alleen belangstelling voor het harmonium dat tegen de deurtjes van de bedstee stond.
Ervoor stond een krukje met een kleedje erover. De vogels erop waren al jaren in de rui. Hun verenkleed was pluizig geworden, maar ze hadden zich schoon weten te houden.
Op het harmonium stond een fotolijstje. Vanachter het gebroken glas keken mijn opa - ernstig, scherpe neus en kin - en mijn oma - met pretlichtjes in haar ogen - mij aan. Ze waren net voor en net na mijn geboorte gestorven en zouden van mijn muzikale talenten nooit weet hebben.
Ik ging op het krukje zitten en trok het lopertje van de vergeelde toetsen. In het midden van de rij was de oppervlakte bovendien gecraqueleerd. Grijszwarte toetsen staken boven de vergeelde uit. Ik hing het kleedje om mijn nek; de franje kriebelde op mijn blote benen. Het rook muf, hoewel ik dat woord nog niet kende. Later zou ik diezelfde lucht ruiken in de kast waarin de inkt voor onze inktpotjes werd bewaard.
Boven op de toetsenrij lag een strook papier. Links stonden allemaal letters. Ik zag geen logische volgorde, want na de g volgde er een a. Bovendien zag ik maar zeven letters van het alfabet. Rechts stonden steeds zeven cijfers na elkaar.
Op een latje stond een boek met een versleten zwarte kaft. Voorop waren de letters “Worp” nog duidelijk zichtbaar. Ik opende het boek bij psalm 42. Bij de eerste lettergreep stond “2-5” en “g-b”. Het duurde even voor ik mijn vingers op de goede toetsen had gezet. Maar daarna gebeurde er niets.
Langs de verschoten vitrage en bijna onder de kralen van de lamp door ging ik op zoek naar mijn tante Jans. Bij het openen van de deur kraakten de scharnieren, maar bij het sluiten hoorde je niets. In het kleinere kamertje zat ze niet achter haar trapnaaimachine. Op de tafel lagen rollen met donkere stoffen en een grote schaar. Ik vond haar in de keuken. Ze stond voorover gebogen met water uit de pomp de afwas te doen. Ze zette net het laatste bord in het afdruiprekje en pakte een theedoek om aan het afdrogen te beginnen.
Ik vertelde haar dat er geen geluid uit het orgel kwam. Zonder zich naar mij om te draaien, zei ze: ‘Je mot trappe. ’t Is un trapurgel!’
Zo begon mijn toetsgestuurd onderwijs!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2020
De Reformatorische School | 48 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2020
De Reformatorische School | 48 Pagina's