Veiligheid
Toen ik klein was, reden er maar drie personenauto´s in ons dorp. Zelfs de dokter legde zijn visites nog op de fiets af. Iedere morgen reed er een kleine vrachtauto langs de boerderijen om lege melkbussen te brengen en de volle mee te nemen. Sommige boeren hadden een tractor, maar de meesten deden alles nog met paarden. Je moest wel héél erg je best doen om je onveilig te voelen in het verkeer.
De eerste keer dat ik me niet zo veilig voelde was op de kleuterschool. De juffrouw kon mooi vertellen en ze vertelde het verhaal van de vijf wijze en vijf dwaze maagden. Dat was niet zomaar een verhaal. Dat begreep ik wel. ´s Avonds in bed vertelde ik het verhaal aan mijn broertje, maar die was er niet zo van onder de indruk. Die dacht dat het genoeg was als hij dan zijn naam zou zeggen.
Toen ik zes was, braken de dijken. Op de schouders van mijn vader bereikten we het droge. We overleefden het, maar nog heel lang voelde ik me onveilig als het ´s nachts stormde en het kleine slaapkamerraam in de sponning trilde. Het zou zomaar weer kunnen gebeuren en misschien liep het dan niet goed af.
Op de lagere school werd ook iedere dag begonnen met een Bijbelverhaal. Behalve op maandag. Dan hoorde je 35 keer achter elkaar hetzelfde psalmversje en dezelfde tekst opzeggen. Meester Klein, een vriendelijke, maar ernstige man, vertelde het verhaal waarin over de eindtijd gezegd wordt dat er twee op het dak zouden zijn (dat kon bij ons niet) of aan het malen (daar hadden wij de molenaar voor) of op de akker zouden zijn. Eén zou aangenomen worden en één achtergelaten.
Na schooltijd en de hele zomervakantie moesten wij helpen wieden, sjalotten of wortels plukken of gladiolen toppen. Het kon soms drukkend warm zijn, windstil en er was geen ander geluid te horen dan het gerommel in de donkere onweerswolken in de verte. Ik wilde zo vlug mogelijk naar mijn moeder.
Toen ik nog iets ouder was, vertelde een ver familielid van mijn vader aan iedereen die het horen wilde dat ze gedroomd had dat het vale paard uit Openbaring geland was op de hooiberg schuin tegenover ons huis. Ze was niet zomaar een vrouw en mijn vader was er kennelijk van onder de indruk. Voor het Bijbellezen vertelde hij het en las vervolgens het betreffende hoofdstuk voor.
Vooral als het ging onweren, voelde ik een diepe angst. Niet voor het zwaard, want de oorlog was tien jaar geleden gewonnen. Niet voor honger, want mijn vader was boer en er zou altijd wel wat te eten zijn. Ook niet voor wilde beesten, want die liepen – behalve één agressieve hond – bij ons niet rond. Alleen de dood bleef over. En daar was mijn vader even bang voor als ik.
Ik zou graag willen dat ik daarover nog eens met hem zou kunnen praten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2021
De Reformatorische School | 48 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2021
De Reformatorische School | 48 Pagina's