De Kerk in de storm
En zij gingen tot Hem en wekten Hem op, zeggende: Meester, Meester, wij vergaan. En Hij opgestaan zijnde, bestrafte den wind en de watergolven; en zij hielden op, en er werd stilte. Lukas 8:24
De Heere Jezus zegt tot Zijn discipelen: ‘Laat ons overvaren aan de andere zijde van het meer’. Hij legt Zich in het achterschip ter ruste. Hij is moe, want Hij is echt mens, ons in alles gelijk, uitgenomen de zonde.
En n terwijl Jezus slaapt, steekt er een geweldige storm op. Een satanische macht zit achter deze storm. Het is een boze, vijandige storm. De wind en de golven hebben het op het scheepje gemunt waarin de Kerk zich met haar Hoofd bevindt. Geweldige golven beuken het schip. Het maakt zelfs water! Daar hadden de discipelen niet op gerekend. Ze zijn in de weg van de gehoorzaamheid het meer overgestoken en Jezus is bij hen. En dan toch deze boosaardige storm en deze golven. Waarom doet de Heere dit?
Waarom geeft de Heere de duivel hier de vrijheid om Zijn Kerk te benauwen? Waarom laat Hij het pasgeplante geloof, dat nog zo teder en zo ongeoefend is, nu zo zwaar beproefd worden? Wel, de Heere brengt de Zijnen in de storm om hun geloof te oefenen. Hun levensweg zal niet altijd zijn over een kalme zee, maar zal door menige storm gaan. Ze zullen moeten weten uit hoe grote nood en dood ze door de Heere verlost zijn. Ze zullen door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods. Een goede zeeman wordt in de storm gevormd.
Slapen in het achterschip
Wat zien we dan? Bij de eerste de beste storm roepen ze: ‘Wij vergaan’. Hoe dicht ligt het toch bij elkaar. Met mijn God spring ik over een muur, en enkele ogenblikken later is het: Ik zal nog in de hand van Saul omkomen.
En te midden van dit alles ligt Jezus vredig te slapen op een oorkussen in het achterschip. Daarom is er geen reden om te roepen: ‘Wij vergaan’. Toch werpt de storm vruchten af. De nood brengt de discipelen ertoe om de slapende Jezus wakker te maken. Dat toont Gods diepe wijsheid. Gods kinderen kunnen zo gemakkelijk leven met een afwezige Middelaar. Ze kunnen het dan zo doen met hun bevindingen. Wat een wijsheid en liefde dan, wanneer de Heere een storm zendt, als Hij nieuwe beproevingen en kruis zendt. Want dat beweegt om de slapende Jezus te wekken. Dan wordt Hij gewekt met bidden en smeken. Dan voelen we het gemis van Christus. De storm maakte Jezus niet wakker, maar de nood van Zijn kinderen doet Hem wel uit zijn slaap ontwaken.
Als Jezus wakker is, zeggen ze: ‘Meester, bekommert het U niet dat wij vergaan?’ Ze spreken een verwijt uit: Hoe kunt U slapen, terwijl wij zo in angst en vrees zijn?
Wat doet Jezus met zulke discipelen? We zouden verwachten dat Hij ze zal bestraffen. Maar Hij handelt nooit met ons naar onze zonden. De Heere bestraft wel. Maar Hij bestraft niet de discipelen. Hij bestrafte de wind en zegt tot de zee: ‘Zwijg, wees stil’. Tegen de discipelen zegt Hij: ‘Wat zijt gij zo vreesachtig? Hebt gij geen geloof?’ (Mark. 4:40). Geen woord van toorn, maar van liefdevolle vermaning. Hij wijst op een zonde die wij maar weinig als zonde zien en maar weinig betreuren en met schaamte belijden. De zonde van ongeloof.
Tot beschaming
Wat een ontdekkende en beschamende vraag: ‘Hebt gij geen geloof?’ Dat verne-dert dieper dan de vloekwoorden van de Sinaï. Dat ontdekt aan dat grote kwaad, de zonde van het ongeloof.
Als de geest van Christus ons onderwijst, krijgen we geen kans om een groot, trots en bekeerd mens te worden. Dan moet je iedere dag tot je beschaming bemerken dat je dat geloof niet bezit, dat in de duisternis toch op God betrouwt. De Heere wil dat Zijn volk door het geloof zal leven. Wat kunnen Gods kinderen het geloof laten rusten op de omstandigheden. Daarom brengt de Heere hen in de storm, opdat zij hun vertrouwen op Hem alleen zouden stellen. De Heere doet ons schipbreuk lijden met onszelf. Indien de Heere niet bij ons was geweest, wij waren vergaan.
Gods kinderen kennen stormen. Allereerst in de weg van overtuiging. Wanneer je beleeft: ik moet sterven en ik kan niet sterven. Wanneer de zonden je aanvliegen en alles je veroordeelt. In de weg van de verlossing stormt het als we alles buiten Christus moeten verliezen. Wanneer Gods recht betaling eist. Wanneer ons alles ontvalt, opdat Christus een gestalte zou krijgen. Het blijft stormen in de weg van de heiligmaking, als we met Paulus moeten ervaren: het goede dat ik wil, dat doe ik niet, en het kwade dat ik niet wil, dat doe ik. Als u op de golven ziet, kind des Heeren, dan kom je er nooit. Maar als u eens mag zien op die getrouwe Zaligmaker, Die Zijn woord nog nooit gebroken heeft en die beloofd heeft met Zijn volk te zijn, dan zult u niet ondergaan. Hij is borgtochtelijk en plaatsbekledend voor de Zijnen in de orkaan van de toorn Gods tegen de zonde ondergegaan. Zo heeft Hij Zijn Kerk van de eeuwige ondergang verlost.
De aangename tijd
Bent u, ben jij, reeds in het scheepje waarvan Jezus de Stuurman is? Of bent u nog onbekeerd, zonder Christus en zonder hoop? Bedenk toch dat er een geweldige storm aanstaande is. De storm van Gods toorn over allen die niet gewild hebben dat de Heere Koning over hen zou zijn. Heden is het nog de welaangename tijd, de dag der zaligheid. Nu roept de Heere nog: ‘Wend u naar Mij toe en wordt behouden’.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 2020
De Saambinder | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 2020
De Saambinder | 20 Pagina's