Leren op de school van Christus [6]

Deel I Inleiding

ALGEMENE TOEPASSING

d. Laat ieder die nog geen vader in de genade is, zich erop richten het te worden, en laat ieder die vader is, ernaar streven om het nog meer te zijn. Er is groei mogelijk van de ene stand naar de andere, jaag er dus naar om de hoogste graad van volmaaktheid te bereiken, zoals Paulus deed (Filipp. 3:12-17). Wees er niet tevreden mee een zuigeling te zijn, maar groei tot u een klein kind bent, vervolgens tot u een jongeling bent, vervolgens tot u een vader bent, om zo een volkomen man te worden (Ef. 4:13-16). Ga van kracht tot kracht, totdat u voor God verschijnt in Sion hierboven.

Groei in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus (2 Petr. 3:18). Net daarvoor zegt de apostel: ‘Wacht u... dat gij niet... uitvalt van uw vastigheid’ (vers 17). Maar om te voorkomen dat u zou denken dat het wel genoeg is dat u geen afvallige bent, voegt hij er in één adem aan toe: ‘Maar wast op in de genade’. De opdracht is dus niet alleen om standvastig en onbeweeglijk te zijn, maar ook om overvloedig te zijn, altijd overvloedig in het werk van de Heere (1 Kor. 15:58).

e. De zwakken moeten de sterken niet benijden, ook al mogen ze met hen wedijveren, en laat de sterken de zwakken niet verachten, maar hen te hulp komen in hun geloof en blijdschap. Zuigelingen zijn geneigd om jaloers, boos en knorrig te worden als ze zien dat anderen het beter hebben dan zij. Maar zo hoort het niet te zijn, want God mag met het Zijne doen wat Hij wil en aan iedereen geven zoveel Hij wil. Veel van deze mensen zijn als Davids broer Eliab, die Davids nieuwsgierige dapperheid toeschreef aan zijn trotse hart en er niet aan dacht dat het van de Heere was, Die David voor Zichzelf had verkoren bóven hem, die de oudste broer was (1 Sam. 17:28; 16:6, 7). Dit was de enige reden van zijn afgunst.

Aan de andere kant moeten de sterken de zwakken niet verachten, maar hen helpen hun zwakheden te dragen, want op die manier wordt de wet van de liefde en van Christus vervuld (Gal. 6:2-4; Rom. 15:1-7). Deze eer is aan de zwakkere vaten verschuldigd, want God heeft die eer aan hen gegeven. Hij heeft het lichaam zo gemaakt dat de hand niet kan zeggen tegen het oog: ‘Ik heb u niet nodig’, of tegen het hoofd (maar dat is vreemd, want het hoofd is Christus en tegelijk is Zijn kerk Zijn volheid (Ef. 1:23). Veel minder kan één van de ledematen tegen de voeten zeggen: ‘Ik heb jullie niet nodig’. Sterker nog, die ledematen die het zwakste lijken, komen niet slecht van pas, maar kunnen zelfs niet gemist worden. (1 Kor. 12:12, 21-24).

(wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen