Bad der wedergeboorte
De brief aan Titus Hoofdstuk 3:4-5
Onze tekstverzen (Titus 3:4-7) vormen in het Grieks één lange zin, die aan een geloofsbelijdenis doet denken. Er wordt gesproken over een eertijds (vers 3), en over een ‘maar’ (vers 4a). Dit ‘maar’ geeft een grote tegenstelling aan. Dit ‘maar’ komt uit de hemel. De bron ervan is het welbehagen van God.
Wat is er precies gebeurd in het leven van Paulus, Titus en andere kinderen van God op Kreta? Een eenzijdig genadewonder. In Zijn goedertierenheid en liefde heeft God mensen getrokken uit de beerput van het verderf, uit het ravijn van hun verlorenheid in Adam. God maakt zondaren zalig door Jezus Christus, de gezalfde Zaligmaker. In Zijn goedheid en liefde is Hij aan de mensen verschenen (vers 4b). Hij verschijnt nog door de prediking van het Evangelie (kanttekening 8). Op grond van het werk van Christus heeft de Heilige Geest zondaren vernieuwd. Door het zaligmakend geloof zijn ze Hem ingelijfd en delen zij persoonlijk in Zijn weldaden. ‘Die in Christus is, die is een nieuw schepsel’. Hij is hen door de Vader geschonken tot wijsheid, rechtvaardiging, heiligmaking en volkomen verlossing. Om de troost hiervan te ervaren, zijn nodig de oefeningen van het geloof. Maar hetzij klein of groot, God maakt hen van die weldaden deelgenoot. Kreeg u Zijn verschijning lief?
Paulus schrijft aan Titus: Hij heeft ons zalig gemaakt, gered, behouden, niet op grond van onze goede werken (vers 5a). Dat heeft de apostel in de straat genaamd de Rechte in Damascus - in drie dagen en nachten - helder geleerd! ‘Daarom zal uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden voor Hem; want door de wet is de kennis der zonde’ (Rom.3:20). De werken der rechtvaardigheid die wij gedaan hebben (vers 5b). Onze beste(!) werken zijn allemaal onvolkomen en met zonden besmet. Weet u bij bevinding: ‘Maar toen mij Gods Geest aan mijzelf had ontdekt, toen werd in mijn ziel de vreze gewekt; toen voelde ik wat eisen Gods heiligheid deed en toen werd al mijn deugd (mijn werken der rechtvaardigheid) een wegwerpelijk kleed’? Heeft u daar - door de ontdekking van de Geest - al amen op leren zeggen? Dan is het naar recht verloren in mijn leven! Want God wil dat aan Zijn gerechtigheid genoeg wordt gedaan. Nee, niet onze beste werken, maar de Bron van de zaligheid noemt Paulus in drie woorden: de goedertierenheid (verbondstrouw), de liefde en de barmhartigheid van God. Hij schrijft hierover aan de gemeente van Efeze: ‘Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, door Zijn grote liefde waarmede Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus (uit genade zijt gij zalig geworden)’.
De zaligheid vloeit uit God en is alleen op grond van het volbrachte werk van de Zoon van God, Jezus Christus, Die uitriep op Golgotha: ‘Het is volbracht!’
Hoe krijgt een zondaar nu deel aan deze zaligheid? Is dat uw heilbegerige vraag? Door het bad der wedergeboorte en vernieuwing van de Heilige Geest (vers 5b). Paulus wijst er hier op dat de zaligheid wordt ontvangen door wedergeboorte en vernieuwing van de Heilige Geest, die als een waterbad is, waardoor de vuiligheden van onze zonden gewassen en gereinigd worden. Hiervan is het waterbad van de Doop een teken en zegel (kanttekening 12). Deze wedergeboorte wordt ons afgebeeld en verzegeld in het sacrament van de Heilige Doop. Lees hierover de uitleg in de Heidelbergse Catechismus (Zondag 27, vragen 72 en 73).
De Doop werkt deze vernieuwing niet! Het sacrament wijst naar de innerlijke vernieuwing van de zondaar door het werk van de Geest van Christus. De Bijbel spreekt over deze wedergeboorte (opnieuw geboren; van Boven geboren). Zoals Jezus in het gesprek met Nicodémus (Joh.3:3), of Petrus in zijn brief (1 Petr. 1:3, 23). Duidelijk is ook de belijdenis en de uitleg hiervan in onze Dordtse Leerregels (III/IV, 12).
Dit wonder is niet alleen voor iedereen noodzakelijk, maar ook mogelijk door het werk van de Geest, dankzij de opstanding van Jezus Christus uit de doden. Laat het uw en jouw gebed zijn: O, Geest, kom aan... en blaas in deze geestelijk dode, opdat ik levend worde!
(wordt vervolgd)
4 Maar wanneer de goedertierenheid van God, onzen Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is,
5 Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes;
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juli 2020
De Saambinder | 16 Pagina's