Gods heiligdom

Het is God Zelf, Die Mozes de opdracht geeft om de tabernakel op te richten. Hoe alles vervaardigd en ingericht moet worden, is Mozes door Goddelijke openbaring bekendgemaakt. Hij weet precies het aantal striklisjes en de bijzonderheden van de schelletjes. Daarvan mag hij niet afwijken. Ziet u de les? God moet niets van een eigenwillige godsdienst hebben. Dat geldt ook de Kerk, die gewillig gemaakt wordt om Gods weg te gaan.

Plaats van gemeenschap

De tabernakel moet dus vervaardigd worden omdat God onder Zijn volk, dat Hij soeverein en eeuwig liefhad, wil wonen. Het is de plaats van gemeenschap met Zijn volk. Daar zal Zijn troon staan en daar zal Hij het volk regeren. Hoe is het toch mogelijk dat zo’n heilig God bij zo’n onheilig volk kan wonen? God is toch een verterend Vuur? Ook dat is een les die de tabernakeldienst leert.

Om de tabernakel te kunnen maken, brengt het volk vrijwillige gaven, bijvoorbeeld het zwarte geitenhaar. Daarvan wordt het dekkleed gemaakt. Dat betekent dat er aan de buitenkant van de tabernakel geen enkele schoonheid te bespeuren is. Inwendig is de tabernakel wel schoon en dat wijst op de twee naturen van Christus. Ook de tenten van het volk waren zwart. Zo leren Gods kinderen zich ook als zwarte zondaren kennen. Aan de buitenkant is er geen heerlijkheid en vaak zijn ze veracht, maar de Tabernakel, Christus, heeft de eerste plaats bij hen ingenomen.

Vragen

1. De dienst van het heiligdom bevat veel heilgeheimen. Welke heilgeheimen ziet u? Wat zegt dat over de mens?

2. De tabernakel werd gemaakt opdat God in het midden van het volk zou wonen. Hoe?

3. De tabernakeldienst laat zien dat God niet over de zonde heenstapt. Hoe is dat in onze tijd en in ons persoonlijk leven?

Schatten voor Zijn dienst

Behalve geitenhaar is er natuurlijk nog veel meer nodig, zoals goud, zilver en andere kostbaarheden. Hoe kwam het volk daaraan? Die hadden ze, toen ze uit Egypte vertrokken, meegekregen. Gewillig geven ze nu hun schatten voor de dienst van de Heere. Het duurt echter niet lang of ze zullen leren dat ze helemaal niet zo gewillig, maar juist onverbeterlijk zijn. Denk maar aan het gouden kalf, dat Aäron maakt. Wat een wonder dat onder zo’n volk van murmureerders en opstandelingen de tabernakel wordt opgericht en dat de Heere ondanks alles zegt: ‘Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde’.

In de dienst van de tabernakel laat God zien dat Hij niet over de zonde heenstapt. Straks staat in de voorhof het brandofferaltaar, waarop het brandoffer door de hitte van het vuur totaal zal verteren. Het ziet op de arbeid van Christus, Die in de menselijke natuur in de tabernakel van vlees en bloed neerdaalde en Zichzelf Gode onstraffelijk opofferde.

Ziet u dat alles alleen in Hem ligt? Weet u voor wie? Voor zwervers en woestijnbewoners!

(wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen