Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds. Labee over: Wanneer krijgt een mens een ziel?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds. Labee over: Wanneer krijgt een mens een ziel?

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Krijgt een mens een ziel bij de bevruchting of bij de geboorte?

Ziel en lichaam

Verschillende vragen die we ontvingen, hebben we herleid tot deze vraag. Op de volgende achterpagina hopen we wat vragen rond de eeuwige bestemming van ongeboren of pasgeboren en gestorven leven te overwegen.

Er zijn veel antwoorden bedacht op de vraag wanneer menselijk leven, bezield leven is. Sommigen menen dat bij de conceptie de ziel ‘ontstaat’; anderen denken dat bij het rijpen van het embryo in de moederschoot de ziel op enig moment erbij gedacht moet worden. Vanuit de Heilige Schrift moeten we stellen dat God door het vruchtbaar samenkomen van man en vrouw scheppend werkt. Vanaf het prilste begin willen we dan spreken over menselijk leven! Dat in tegenstelling tot het moderne denken dat het begin van het menselijk leven een ‘propje slijm’ durft te noemen. Dan is de stap naar bijvoorbeeld de ‘morning-afterpil’ of zelfs abortus provocatus - oftewel moord van het ongeboren leven - heel klein geworden.

Door het verwekt-worden van de mens, schept God. Hij schept menselijk leven met de vele facetten die dat in zich heeft: de hele mens. Wanneer en hoe dan de ziel door onze Schepper geschapen wordt? Dat geheim heeft God verborgen. Wij menen dat we dat niet met ons menselijk verstand mogen uitéénrafelen, want dan ontsporen we.

Twee-eenheid

Het bovenstaande krijgt vanuit Gods heilig Woord een duidelijk accent. Er is tussen ziel en lichaam een eenheid en tegelijk is er een onderscheid. In Mattheüs 10 vers 28 lezen we: ‘En vreest niet voor degenen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veelmeer Hem Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel’. De ziel gaat het lichaam te boven en blijft ‘bestaan’ na de scheiding door de dood. Maar tegelijk ‘vraagt’ de ziel om hereniging met het lichaam. Als Paulus schrijft aan de gemeente van Filippi over de Zaligmaker, Jezus Christus, horen we hem als het ware met verlangen spreken: ‘Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat hetzelve gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking waardoor Hij ook alle dingen Zichzelven kan onderwerpen’.

Ons troostboek, de Heidelbergse Catechismus, spreekt ook over deze twee-eenheid van ziel en lichaam, bijvoorbeeld in Zondag 22: ‘Wat troost geeft u de opstanding des vleses? Dat niet alleen mijn ziel na dit leven van stonden aan tot Christus, haar Hoofd, zal opgenomen worden, maar dat ook dit mijn vlees, door de kracht van Christus opgewekt zijnde, wederom met mijn ziel verenigd en aan het heerlijk lichaam van Christus gelijkvormig zal worden’ (vr. en antw. 57).

Het is opmerkelijk hoe ‘makkelijk’ of oppervlakkig mensen over een ‘miskraam’ kunnen spreken. Zou dat niet het gevolg zijn van die onjuiste tegenstelling tussen lichaam en ziel? De Heere heeft ons niet geopenbaard hoe we ons dat ‘leven’ moeten indenken. Wel weten we dat Hij vóór de geboorte wonderlijk kan werken. In de geschiedenis van Elisabet en Maria (Lukas 1) lezen we daar bijzondere dingen over: het kindeke springt op in haar buik (vers 41) . Daarom is het de opdracht aan onder meer echtparen om bij het ‘weten’ van leven in de moederschoot niet alleen te vragen of de Heere het ‘borduurwerk’ (Psalm 139) wil voltooien, maar of Hij het nieuwe leven wil aanzien in de Borg en Zaligmaker van zondaren. Om met David te mogen spreken: ‘Gij zijt het immers, Die mij uit den buik hebt uitgetogen; Die mij hebt doen vertrouwen, zijnde aan mijner moeders borsten. Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af; van den buik mijner moeder aan zijt Gij mijn God’ (Psalm 22:11,12). De Heere geve van die moeders (en vaders) als die onbekende moeder van David, die blijkbaar worstelingen mocht hebben met het verwachte leven. Wat een wonder als van nature kinderen des toorns worden aangezien in het Kind Jezus en kinderen des Heeren mogen zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 augustus 2020

De Saambinder | 20 Pagina's

Ds. Labee over: Wanneer krijgt een mens een ziel?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 augustus 2020

De Saambinder | 20 Pagina's