Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Broeders, het is tijd’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Broeders, het is tijd’

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘Broeders, het is tijd’. Terwijl in de kerkzaal de organist zijn orgelspel afsluit met een laatste koraal, gaan in de consistoriekamer alle ambtsdragers staan. De ouderling van dienst gaat voor in het consistoriegebed.

Het consistoriegebed (ook wel genoemd: ‘het gebed in de consistorie vóór de dienst’) is onmisbaar voor een gezegend en stichte- lijk verloop van de eredienst. Zonder de hulp van de Heere kunnen kleine mensen niets doen, kan de voorganger niet de volle raad Gods verkondigen, is hij niet bij machte om Gods heilige Naam aan te roepen in het openbare gebed en heeft de gemeente geen luisterend oor noch een opmerkzaam hart.

Dat wil nog niet zeggen dat het consisto- riegebed oude papieren heeft. Voetius, die uitvoerig de kerkelijke gebeden heeft behandeld, noemt het consistoriegebed in elk geval niet. Velen menen dat het is ontstaan in de tijd van de Afscheiding, toen men altijd vrezen moest dat de godsdienstoefening door de burgemees- ter met zijn makkers ‘uit malkanderen’ gedreven zou worden. Zeker toen was het nodig om vooraf de Heere te vragen of de samenkomst met orde en met stichting mocht verlopen, tot eer van God drie-enig.

Open zijn mond

Het consistoriegebed wordt gedaan namens de gehele kerkenraad. De dienst- doende ouderling is dus de mond van de kerkenraad. Wat beoogt de kerkenraad ermee?

Achter in ons psalmboek staat, als eerste thema in het hoofdstuk ‘De Liturgie’, een overdenking van het ‘Gebed des zondags vóór de predikatie’. Deze verhandeling valt in drie delen uiteen: als eerste is er een in- nige bekentenis dat, als God met ons in het gericht zou treden, wij de eeuwige dood verdiend hebben. Wij zijn God wel tiendui- zend talenten schuldig, maar hebben niets om te betalen en zijn niet waardig om onze gebeden voor God uit te spreken.

Het tweede deel begint met: nochtans. In dit Goddelijke ‘nochtans’ roepen we God van harte aan ‘in het vertrouwen op onze Middelaar Jezus Christus, Die het Lam Gods is’, in het uitzien of Hij onze harten van alle hardnekkigheid wil reinigen. Het derde deel gaat over de kern: Open de mond van Uw dienaar en vervul die met wijsheid en kennis, opdat Hij het Woord zuiver en vrijmoedig zou mogen verkondi- gen. Maak het hart van de hoorders bereid, opdat zij de boodschap mogen verstaan en bewaren in het hart, zoals Maria.

In het consistoriegebed is dus geen plaats voor de noden van land en volk, kerk, school en staat, de oorlog in het Mid- den-Oosten en geruchten van oorlogen elders, evenmin voor de huidige corona- crisis of de zorgen van zieken, bejaarden en rouwdragenden, want dat behoort alle- maal tot het openbare kanselgebed. Dáár worden al deze noden in het midden van de gemeente voor Gods aanzicht neergelegd.

Met eerbied en kort

Hoe lang duurt een consistoriegebed?

Ook hier geldt: wie zou in zo’n tere zaak als het gebed een medebroeder iets wil- len voorschrijven? Wat er wel over mag worden opgemerkt is dit: het consistorie- gebed dient stichtelijk en met eerbied te geschieden, en dat mag kort en sober. Het moet wel voorgekomen zijn dat de ge- meente zich minuten lang zat af te vragen wat er toch in de consistorie gebeurd zou zijn. Het was al lang tijd, maar de broe- ders kwamen maar niet voor de dag. De ouderling van dienst had kennelijk zoveel water onder het schip gekregen dat zijn gebed zich uitstrekte tot na aanvangstijd. De hele heilsorde kwam aan bod. God wil echter dat alle dingen met orde geschie- den, ook deze dingen.

Er doen talloze verhalen de ronde dat de dienaar van het Goddelijk Woord zich tijdens een consistoriegebed geroepen voelde om het gebed van de dienstdoende ouderling af te breken, bijvoorbeeld door eenvoudig te zeggen: ‘Amen, broeder, het is tijd’. Maar, alle dingen zijn niet oorbaar en alle dingen stichten niet. In het alge- meen zal het wel waar zijn dat er in het verborgene te kort en in het openbaar te lang gebeden wordt.

Als Aäron en Hur

Wie is tot deze dingen bekwaam? Welke broeder weet, ook in de consistoriekamer vaak in vrees en beven, met eenvoud te bidden zoals het behoort, en bedeesd en ootmoedig te vragen om een zegen over het Woord dat gesproken zal worden? De God der genade en der gebeden mocht maar willen geven dat de ouderling van dienst zou zijn als een Aäron of een Hur, die de armen van de dienaar mocht onder- steunen, waarop God de overwinning gaf.

En tot slot mogen we als ouderlingen van dienst met Guido Gezelle állen wel vragen: ‘Ach, leer mij arme dwaas, hoe dat ik bid- den moet’.

(wordt vervolgd)


Dit is het tweede deel in een serie over ambtelijke gebeden. Volgende week deel 3: Het gebed onderaan de kansel.


J. van ’t Hul, Lieren

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 oktober 2020

De Saambinder | 20 Pagina's

‘Broeders, het is tijd’

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 oktober 2020

De Saambinder | 20 Pagina's