Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bidden op de kansel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bidden op de kansel

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bidden is een teer werk. Een onmogelijk werk ook... Was het niet de heidenapostel Paulus, die schreef: ‘Wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk het behoort’? Terwijl Christus toch juist van die man had gezegd: ‘Zie, hij bidt!’

Bidden op de kansel is misschien wel het teerste en moeilijkste werk dat er is. Wat een gevaren bedreigen die arme, kleine mens, die zo- juist de woorden heeft gesproken: ‘Zoeken wij nu samen het aangezicht des Heeren!’ Hij weet dat er tientallen, honderden of zelfs duizenden mensen voor hem zitten... althans, zo was het nog voordat we deze moeilijke tijd ingingen.

Welke gevaren bedreigen hem dan zoal?

Hier komen er een paar. Misschien wil die man ‘mooi’ bidden. Misschien wil hij degelijk bidden. Misschien wil hij door zijn bid- den laten merken dat hij geen vreemdeling is van het genadeleven. Misschien wil hij door zijn gebed sommige gemeenteleden de les lezen, iets wat hij niet zomaar in hun gezicht zou durven doen...

Wat is nu nodig voor een waar en oprecht kanselgebed? In de eerste plaats moet de bidder zich gevoelen voor het aangezicht van de levende God. Dat zal zijn woorden weinige maken en met zout besprengd.

Let wel: ik wil daarmee niet zeggen dat wij ons gebed moeten beginnen met een uitvoerige omschrijving van het Goddelijke Wezen, van Zijn deugden en eigenschap- pen. Sla er de Bijbel maar eens op na en zie hoe Gods kinderen, ook in hun openbare gebeden, de Heere aanspreken. Zo eerbie- dig, zo eenvoudig, zo teer.

In de tweede plaats moeten we in ons kan- selgebed vooral vragen, , en niet vertellen.

We behoeven de Heere niet te vertellen hoe Hij een mens moet bekeren. Dat weet Hij veel beter dan wij. Maar versta dat vragen toch niet verkeerd! We moeten niet vragen om wat wij graag willen. We moeten in de eerste plaats vragen om de eer van Gods Naam. Zie het begin van het Onze Vader! Dat moet een regel voor ons persoonlijk, maar ook voor ons ambtelijk gebed zijn.

Maar - in de derde plaats - we mogen in ons vragen heel concreet zijn. Op de kansel mogen de noden van de gemeente concreet de Heere worden voorgesteld. Maar die noden wéét de Heere toch ook wel? Dat is waar, maar toch wil Hij er om gevraagd zijn. Hanna bad niet in het al- gemeen, maar zij bad om een kind. Hizkia bad om genezing. De gemeente bad om Petrus’ verlossing. ‘Laat uw begeerten in alles bekend worden bij God’. Maar om dat te kunnen doen, moeten die noden bij de ambtsdrager wel bekénd zijn! De gemeen- te mag en moet in gevallen van nood en zorg om de voorbede vragen.

In de vierde plaats: er zijn natuurlijk heel véél noden die in het kanselgebed de Heere moeten worden opgedragen. Hoe voorkomt de ambtsdrager dat het gebed een monotone opsomming wordt van al die zorgen en noden, waarbij de gemeen- te na de eerste woorden al weet wat de volgende tien zorgen zullen zijn? Ik zou zeggen: laat de voorganger orde aanbren gen in zijn gebed. Sommige dingen voor de ochtend, andere voor de middag. Leg voor u zelf een lijst aan. Niet om die voor te lezen, maar om tevoren te overdenken hoe op een gepaste wijze nu eens aan dit, dan weer aan dat onderdeel aandacht kan worden gegeven.

Laat ik afsluiten met een persoonlijke ervaring. Vele jaren geleden diende ik eens in een weekbeurt een van onze Zeeuwse gemeenten. Het was een zomeravond en ik wilde spreken over de moorman (Hand. 8). Het kanselgebed was die avond een bijzondere ervaring. Nooit - ervoor niet en ook later niet - heb ik met zoveel opening mogen bidden. Er was liefde en eerbied voor Gods deugden in mijn ziel.

Toen ik ‘amen’ zei, flitste de gedachte door me heen: ‘Dat was een mooi gebed!’ Het was of ik door de grond ging. Ik werd op hetzelfde moment ziek. Nog geen kwartier later was ik op weg naar huis. De Heere Zelf had de dienst radicaal beëindigd. Hij geeft Zijn eer aan geen ander, ook niet aan Zijn knechten. Toen heb ik geleerd hoe dicht in hetzelfde hart tere liefde en ellen- dige hoogmoed bij elkaar kunnen liggen.

De conclusie: bidden op de kansel is een teer, onmogelijk, heerlijk en gevaarlijk werk.

(wordt vervolgd)


Dit is het vierde deel in een serie over ambtelijke gebeden. Volgende week deel 5: de gebeden op huisbezoek.


ds. A. Moerkerken, Capelle aan den IJssel

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 november 2020

De Saambinder | 20 Pagina's

Bidden op de kansel

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 november 2020

De Saambinder | 20 Pagina's