Leren op de school van Christus [50]

Deel IV Jongelingen

Welnu, in deze betekenis van het woord zijn niet alleen de jongelingen, maar alle heiligen overwinnaars en behalen zij de overhand. Met andere woorden, er is voor hen geen verdoemenis, maar rechtvaardiging (Rom. 8:1, 33-34, 38-39). Hoewel ze veroordeeld worden door mensen, worden ze gerechtvaardigd door God, zoals Christus in het vlees ter dood gebracht werd, maar gerechtvaardigd werd in en door de Geest. Hoewel de duivel beschuldigt, pleit Christus als hun advocaat tot hun rechtvaardiging. Zij worden vrijgesproken in Gods gericht, zodat niets hen kan scheiden van de liefde Gods in Christus. In 1 Korinthe 15:57 en 1 Johannes 5:18 wordt het woord ook in deze betekenis gebruikt.

Hoe het Woord van God versterkt en hoe de versterking leidt tot overwinning

Wij zouden bezwijken of wankelen als we niet zouden geloven (Ps. 27:13). Als we zouden wankelen, zou dat aantonen dat de kracht van ons geloof zeer gering is (Spr. 24:10). Ons geloof zou bezwijken, als het niet in stand gehouden en verlevendigd werd door het Woord van God.

Deel V Vaders

‘Ik schrijf u, vaders, want gij hebt Hem gekend, Die van den beginne is... Ik heb u geschreven, vaders, want gij hebt Hem gekend, Die van den beginne is’ (1 Joh. 2:13-14).

I. HUN KENMERKEN

Het schijnt mij toe dat de vaders, over wie ik nu iets zal zeggen, doorgaans gekenmerkt worden door zowel leeftijd als vorderingen. Ze zijn de oudsten in Israël, die de goede weg bewandelen en wier wijze haren grijs zijn geworden. Ze zijn vervuld met vruchten van de gerechtigheid, de kroon van hun heerlijkheid. Het Woord van God werkt rijk in hen in alle wijsheid en geestelijk verstand, in gevoel, ervaring en oordeelsvermogen, waardoor ze verschillende personen en zaken kunnen onderscheiden. Ze zijn geestelijk en volmaakt in de overtreffende trap. Ze hebben alle voorgaande standen doorlopen. Ze hebben evenals Henoch voortdurend gemeenschap met en kennis van Hem, Die van den beginne is, van het begin tot het einde.

II. HUN VERMOGENS

Vanwege hun kennis en wijsheid, die ontsproten zijn aan de ervaring (Jak. 3:17-18), zijn ze bekwaam om te spreken in alle gewetenskwesties en in de verschillende bedelingen die behoren tot de gehele christelijke levenswandel. Ze kunnen het Woord recht snijden en spreken tot ieder een gepast woord, waarbij ze aan een ieder zijn deel geven. Ze brengen uit hun schatten oude en nieuwe dingen voort. Ze weten hoe ze moeten spreken tot de zwakken en de vermoeiden, tot degenen die verbroken van hart en terneergeslagen zijn, tot de verlatenen en de verzochten. Ze weten ook hoe ze moeten onderscheiden tussen gedaante en kracht, tussen huichelarij en oprechtheid, tussen aanmatiging en echtheid. Wat deze stand betreft, zou ik willen zeggen: ‘Laat de dagen spreken en de veelheid der jaren wijsheid te kennen geven’ (Job 32:7). Ik ben slechts weinig van dagen en durf u -om nog meer van Elihu’s woorden te lenen- mijn mening niet te geven over deze staat, boven datgene wat ik er in algemene zin van gezegd heb.

(wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen