Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Niet al te goddeloos...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet al te goddeloos...

Ds. Labee over:

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De wijze Prediker schrijft ‘Wees niet al te goddeloos...’; wat moet ik daaronder verstaan?

Onheilige

De vorige keer schreven we iets over Prediker 7 vers 16: ‘Wees niet al te rechtvaar- dig, en houd uzelven niet al te wijs; waarom zoudt gij verwoesting over u brengen?’ De kern van deze woorden hebben we samen- gevat met deze woorden: ‘Houdt u niet rechtvaardiger dan gij zijt, wees toch niet zo eigenwijs’. Nu over het vervolg, vers 17: ‘Wees niet al te goddeloos, en wees niet al te dwaas; waarom zoudt gij sterven buiten uw tijd?’.

Opnieuw benadrukken we dat we nooit te nauw naar Gods inzettingen kunnen leven en dat een heilig God met de minste onge- rechtigheid niet van doen kan hebben. De allerkleinste zonde is in de Bijbel al te goddeloos. Eerst letten we op het onderwijs uit de kanttekening (41 en 42): ‘Dat is, geef u niet over tot grove zon- den. Of: laat de zonde geen heerschappij hebben in uw sterfelijk lichaam, gelijk de apostel zegt, Rom. 6:12. Alsof hij zeide: Gij zoudt anders gewisselijk door de overheid gestraft, en eer de natuur- lijke tijd des doods komt van de aarde weggerukt worden’. Van nature zijn we allen in zonden ontvangen en in ongerechtigheid geboren. De ernst is zo groot: ons leven zou een lusthof moeten zijn en het is een kerkhof... Maar onze vaderen hebben in de kant- tekening met name gewezen op het uitleven van de zonde. Op meerdere plaatsen in de Heilige Schrift krijgen we voorbeelden van het ‘uitbreken’ in goddeloosheid. We horen van Ezau en het klinkt zo waarschuwend: ‘Dat niet iemand zij een hoereerder, of een onheilige, gelijk Ezau, die om één spijze het recht van zijn eerstgeboorte weggaf’ (Hebr. 12:16). Aangrijpend is ook het voor- beeld van Absalom. Deze uiterlijk zo knappe verschijning moet zo jong sterven en ons hart moest wel beven als we lezen: ‘En Ab-salom reed op een muildier, en als het muildier kwam onder de dichte takken van een groten eik, zo werd zijn hoofd vast aan den eik, dat hij hangen bleef tussen den hemel en tus- sen de aarde; en het muildier dat onder hem was, ging door’ (2 Sam. 18:9b). Wees niet al te goddeloos, en wees niet al te dwaas; waarom zoudt gij sterven buiten uw tijd? De vraag- steller noemde terecht ook hedendaagse voorbeelden als overmatig drankgebruik en roekeloosheid in het verkeer, om ‘menselijkerwijze’ gesproken te sterven ‘buiten’ onze tijd.

Ook wijzen we vanuit het verband op de Goddelijke leiding in het wereldgebeuren en in ons persoonlijk leven. De wijze Salomo heeft gezien dat een rechtvaardige in zijn gerech- tigheid omkomt en dat een goddeloze in zijn zonde de dagen verlengt. Hoe moeten we dat rijmen? Of als we denken aan Jozef en zijn trouwe dienst in het huis van Potifar. Hij kwam in de gevangenis terecht. Niet omdat hij gezondigd had, maar omdat hij juist níet wilde zondigen.

Er kunnen ook in ons leven zoveel onbegrepen levenswegen zijn. Wat een wonder als we dan God, God mogen laten. Om niet verhard te worden onder de slagen en Zijn dienst vaarwel te zeggen zoals bijvoorbeeld de vrouw van Job adviseer- de. Om goddeloos, los van God, met de dwaas te zeggen in het hart ‘er is geen God’.

Allerheiligste

Maar we willen de lijn ook doortrekken naar het leven der genade. Ook Gods kinderen, waaronder de allerheiligsten, wor- den onderwezen door dit Bijbelwoord. Als Paulus spreekt tot de Romeinen (de bovengenoemde tekst, 6:12) dan worden ‘de geliefden Gods en geroepen heiligen’ onderwezen: ‘Dat dan de zonde niet heerse in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden deszelven lichaams’.

Ten slotte willen we nog een voorbeeld geven van zo’n pelgrim naar Sion die deze ‘goddeloosheid’ in zichzelf tegen- kwam. We denken aan Asaf. Hij kreeg het al te kwaad met de schijnbaar kromme wegen die God met hem hield. Zijn goddeloze buurman had het goed en zelf had hij het zo slecht met al zijn godsvreze, meende hij. Totdat de Heere hem op zijn plaats zette en onderwees. Toen zag hij ál te rechtvaardig en ál te goddeloos en dwaas geweest te zijn.


VRAAG?

Heb jij/hebt u ook een vraag? Mogelijke vragen over onderwerpen binnen de doelstelling van De Saambinder kun jij/kunt u mailen naar ds. B. Labee of hem per post toezenden (zie colofon). Er volgt -zo mogelijk- altijd een reactie.

Echter alleen als de redactie het waardevol acht voor de lezers, volgt een antwoord op jouw/uw vraag in een nummer van De Saambinder.

Graag wel wat geduld. Er liggen nog tientallen vragen op een reactie te wachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 2021

De Saambinder | 16 Pagina's

Niet al te goddeloos...

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 2021

De Saambinder | 16 Pagina's