En begraven
Het is 16 maart 2021. We staan op de begraafplaats. Het lichaam van een 53-jarige man is zojuist begraven.
Hij had een verstandelijke beper- king. Vaak zei hij dat hij een nieuw hart nodig had. ‘Maar het moet wel echt zijn. En je moet het van de Heere krijgen’. Regelmatig dwaalde hij over de begraafplaats. Wat leefde toch in het hart van deze levensernstige man, die ook klaagde over zijn zonden? Toen kwam de boodschap van acute leukemie.
Eén dag later, op biddagavond, zat ik naast zijn ziekbed. God opende zijn mond. Hij mocht met een kinderlijk vertrouwen vertellen dat de HEERE enkele maanden geleden, toen hij door het Covid19-virus behoorlijk ziek was, in zijn worstelingen gesproken heeft uit Psalm 62 vers 1: ‘Mijn ziel is immers stil tot God, van Hem wacht ik een heilrijk lot’.
‘De Heere heeft mij een nieuw hart gege- ven. Ik ga sterven en mag in de hemel de Heere loven en danken’. Het was een ont- roerend getuigenis van een gehandicapte man waarin ik mocht horen dat hij kennis had gekregen aan de drie stukken. Een uur later nam de Heere hem reeds bij Zich.
Begraven is een vernedering
Wat is het groot als een koningskind be- graven mag worden. Bewijzen we hem dan de laatste eer? Mogelijk bent u gewend om zo te spreken. Maar begraven is niet eervol, het is juist een schande. In het paradijs waren geen graven. Begraven is een vernedering. Bij het open graf zien we de doorwerking van de vloek over de zonde (Gen. 3:19). Op de dodenakker moet ook van Gods kinderen gezegd worden dat hun lichamen gezaaid worden in ver- derfelijkheid en oneer. Maar over hen mag méér gezegd worden. Hun graf is een door Christus geheiligd graf. De vloek is wegge- nomen.
Hun graf mogen we beschouwen als een slaapkamer (Jes. 57:2) of een wachtkamer. De zielen van Gods kinderen zijn in de hemel. Hun lichamen zullen worden opge- wekt in onverderfelijkheid en heerlijkheid. Koning Jezus zal bij hun graf komen en spreken: ‘Ik zeg u, sta op’. De hereniging met de ziel volgt. Dan zal Gods kind, hoe verminkt op aarde soms, een verheerlijkt lichaam krijgen.
Wat heeft Christus ook in dezen veel voor Zijn volk overgehad! Hij heeft de smaad van de dood tot het einde ondergaan. In Zijn begrafenis werd de Schrift vervuld (Ps. 16:10; Jes. 53:9). Laten we voortdurend doortrokken zijn van de ernst van het sterven. De bezoldiging van de zonde is de dood. Stof wordt tot stof.
Crematies wijzen we principieel af. In het oude Kanaän was het een heidense ge- woonte. De Bijbel ziet lijkverbranding als een vreselijke straf (Joz. 7:15). En Gods volk wordt met Christus begraven. Woon daar- om geen crematies bij en betuig op andere wijze uw deelneming. Begraaf sober, zon- der rituelen. Deze zijn verhullend en leiden af van de ontzaglijke werkelijkheid.
Om die reden wijzen we ook begraven tot onder het maaiveld af. Laat de kist tot de bodem van het graf zakken. In Zuid-Afrika maakte ik eens een begrafenis mee waar- na omstanders direct het graf met zand vulden. Dat gaf veel indruk.
Christus is begraven
Na het overlijden van een geliefde wordt een rouwkaart opgesteld. Bedenk hierbij dat de overledene reeds op zijn/haar eeu- wige bestemming is. De verwoording en de Bijbeltekst zal hieraan niets veranderen.
God is Rechter, Die beslist. Dat mag rust geven. Ook hier is de boodschap: wees sober. Als het innerlijk van de overledene wat verborgen is gebleven, laat u niet leiden door een enkele gebeurtenis of uw gunning. Er hoeft niet per se een Bijbel- tekst boven waarin duidelijk wordt waar de overledene is. De dood is een ernstige roepstem. Het predikt ons: ‘Heden ik, en morgen gij’. Wat is het een voorrecht dat telkens het Woord gebracht mag worden, tijdens de rouwdienst en bij het graf. Soms behaagt het de Heere om hierdoor een zondaar stil te zetten. Vraag maar: Heere, wilt U deze roepstem ook heiligen aan mijn hart? Het komt aan op het persoonlijk ge- loof in Christus. Mag ík weten van de enige troost, beide in leven en sterven?
‘Zalig zijn de doden die in de Heere ster- ven’. Dan mag met recht op uw graf komen te staan: ‘Hier rust’. Waarom? Omdat Jezus Christus echt gestorven én begraven is.
Dan mag het op aarde wel eens leven: ‘God des levens, ach, wanneer zal ik naad’ren voor Uw ogen; in Uw hemelse huis Uw Naam verhogen’.
(wordt vervolgd)
Dit is het zesde deel in een serie over artikel 4 van de Apostolische ge- loofsbelijdenis.: ‘...Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle’.
ds. H.J. Agteresch, Werkendam
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 2021
De Saambinder | 20 Pagina's