Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Drie uren duisternis, alsof de schepping rouwt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Drie uren duisternis, alsof de schepping rouwt

‘En van de zesde ure aan werd er duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure toe’. Matthéüs 27:45

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zag u weleens een zonsverduistering? Dat enkele ogenblikken midden op de dag het licht van de zon droevig verdonkerde? Dan heeft u gevoeld wat een aangrijpende boodschap in een zonsverduistering liggen kan.

Vooral in 1912 hebben we dat kunnen zien, toen niet slechts enige minuten, maar bijna een halfuur lang de zon haar glans verborg. Bij zo’n zonsverduistering is het alsof de kilheid van de dood het aardrijk aangrijnst, alsof de bladeren van de bomen slap hangen en de stem van de vogels verstomt. Een zonsverduistering brengt over ons zo’n droef gevoelen, alsof de schepping rouwt.

Een zonsverduistering is een aangrijpend natuurverschijnsel. Maar toen Christus hing aan het hout en er duisternis op de aarde viel, van de zesde tot de negende ure toe, toen greep iets heel anders plaats. Dat was geen natuurverschijnsel. Dat kon niet. Want het was Paasfeest en met Pasen was het volle maan. Dan kan er geen zonsverduistering zijn. Een gewone zonsverduistering ontstaat doordat de maan zich plaatst tussen de zon en de aarde; en zo voor ons het licht van de zon bedekt. Dan kijken wij tegen de donkere achterkant van de maan; dan is het steeds dus nieuwe maan. Doch met het Paasfeest was de stand van de maan zó dat het volle zonlicht er op viel. Met Pasen was het volle maan; en mitsdien kon er dan geen zonsverduistering zijn zoals wij die kennen.

Een ingrijpen Gods

De duisternis waarvan Matthéüs ons meldt, was dan ook een bijzonder ingrijpen Gods; was de uitdrukking ervan dat Gods toorn ging over Christus aan het hout. Alles wijst daarop. De verlating Gods ging hier over Christus. De Zon der gerechtigheid verdonkerde; het eeuwig Licht verduisterde. Christus, als Borg, hing in de donkerheid, die zijn volk over zich gehaald had door de zonde.

De mens is geestelijk en eeuwig de duisternis gans onderworpen. Wij zijn verduisterd in het verstand; in onze ziel heerst door de zonde dikke duisternis, zó zelfs dat, hoewel alle licht in ons is uitgedoofd, wij onze duisternis niet beseffen. En die donkerheid nu kwam geheel over de Heere Jezus in de verlating door Zijn Vader. Alle licht en gunst van God werd Hem onttrok- ken; Gods eeuwige toorn kwam in volle kracht op Hem neer, opdat Hij het Licht Zijns volks wezen zou.

‘Het volk dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien’ (Jes. 9:1). Door deze duisternis over Christus wordt de Kerk toegeroepen: ‘Maak u op, word verlicht, want uw Licht komt, en de heerlijkheid des HEEREN gaat over u op. Want zie, de duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de volken; doch over u zal de HEERE opgaan, en Zijn heerlijkheid zal over u gezien wor- den’ (Jes. 60:1, 2).

Dat licht nu ontdekt allereerst onze duisternis en doet ons verstaan welke ellende de zonde over ons bracht, dat we duister- nis zijn en geen licht. ‘Indien dan het licht dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn!’ (Matth. 6:23).

Wandelen in donkerheden

Ach, hoe kan onze ziel dan weeklagen: ‘Wij wachten op het licht, maar zie, er is duisternis; op een grote glans, maar wij wandelen in donkerheden’ (Jes. 59:9). Wat weegt dan toch het schrikkelijk oordeel van de eeuwige duisternis, reeds in beginsel in de ziel gevoeld. O, dan is er niets wat ons het licht kan doen opgaan, in heel de wereld niet. Dat recht beseffen van onze duisternis is reeds licht van de Zonne der gerechtigheid, Die haar eerste stralen van de ontdekking in de ziel doet vallen, om deze bedrukten en in zichzelf duisteren te verlichten, opdat de duisternis tot licht worde. Dan licht over ons het lieve Woord des Heeren. ‘De opening Uwer woorden geeft licht’ (Ps. 119:130). Dan licht Christus Zelf over Zijn volk en verrijst die Zonne der gerechtigheid Zelf vanachter de kimmen. O, wat licht van verlossing en zaligheid is er in Christus! Wat ruimte van zalig wor- den; wat volheid van gerechtigheid tot voldoening van al onze zonden; wat over- vloed van heiligheid ter reiniging van al onze misdaden. ‘Den vromen zal voortaan, ‘t licht des troostes opgaan’. En naarmate onze ziel zich in dat licht mag verheugen, naar die mate komt er toe-eigening des geloofs en berusten op Christus, en op Hem alleen.

Drie uur duisternis

Duisternis kwam over de gehele aarde, van de zesde tot de negende ure toe, terwijl door de verlating Gods Christus geheel in duisternis kwam, opdat Hij steeds het licht Zijns volks zou zijn. Want, o zovele wolken van donkerheid gaan over de ver- lichte zielen. Wolken van donkerheid, die het zo onmogelijk maken het werk Gods te onderkennen in ons hart; die zovele zielen in het bange duister binden, wijl zij niet kunnen geloven dat de Heere het werk be- gonnen is. Of ook wel over onze ziele gaan die duisternissen aangaande Christus’ borgtochtelijk lijden en sterven, waardoor aan Hem geen gedaante of heerlijkheid is en waardoor in ons bestreden wordt dat wij waarlijk deel hebben aan Hem en Zijn gerechtigheid.

Hoeveel duisternis kan er toch verspreid liggen over het einde van onze weg. En zo grijpt ons dan de vrees van de dood aan en de kommer of ons einde wel vrede zijn zal. ‘Een stikdonker land, als de duisternis zelve’ (Job 10:22).

Zijn ook de verdrukkingen van de Kerk niet evenzovele duisternissen en diepten voor Gods volk, die hen doen klagen: ‘En over mijn paden heeft Hij duisternis gesteld’? (Job 19:8). En de verbergingen Gods, die de ziel verschrikken en verdonkeren: ‘Duister- nis zette Hij tot Zijn verberging’ (Ps. 18:12). O, de zonde, de verlating van des Heeren rechten, neemt van ons het licht zo weg en doet ons in droeve donkerheid wandelen.

Schaduwen zullen vlieden

Noem nu nog die schrikkelijke aanvech- tingen des satans; die inwerpselen in onze ziel uit de hel; die vertwijfelingen over het Godsbestaan en over de vrijmachtige werken Gods, ‘die listen, die ons niet onbekend zijn’, en overzie de gehele weg van Gods kinderen, als telkens en telkens weer gehuld in duisternis, en bemerk dan daar- uit wat over de Eengeborene des Vaders kwam, toen er duisternis kwam over de gehele aarde, van de zesde tot de negende ure toe. Hij verwierf in die verdonkering dat over Zijn volk een eeuwig licht zal schijnen en de schaduwen zullen vlieden. Eeuwige donkerheid brachten wij over ons. Rechtvaardig zou ook dat oordeel over het volk kunnen komen: ‘Tot in eeuwigheid zullen zij het licht niet zien’ (Ps. 49:20), gelijk het voor alle goddelozen eens eeu- wig donker worden zal. Want hun lamp zal uitgeblazen worden in de dikke duisternis, waar wening is en knersing der tanden. Het zal voor allen die sterven zoals ze geboren werden eenmaal zijn wat de wachter van Sions muren aan de boden Edoms toeriep: ’De morgenstond is gekomen en het is nog nacht’ (Jes. 21:12). O, schrikkelijk oordeel! Eeuwig nacht voor vreemdelingen van de geestelijke verlichting door Christus. Die eeuwige duisternis kwam over de gezegende Borg aan het vloekhout. En daardoor heeft Hij die duisternis voor de Zijnen veranderd in een eeuwig licht. O, in het heilige Jeruzalem zal geen duisternis meer zijn. ‘Want aldaar zal geen nacht zijn’ (Openb. 21:25).

Het licht duur gekocht

O, wat zal dat eenmaal zijn als Gods kin- deren de zaligheid beërven, die hun bereid is van voor de grondlegging der wereld; als het eeuwige licht ten volle zal opgaan, waarvoor hun Borg aan het vloekhout in duisternis hing, drie uren lang. O, hoe duur is dat licht gekocht. Doch daarom ook zal het Lam eeuwig van Zijn volk de eer ont- vangen.

Van de zesde ure aan tot de negende ure toe was er duisternis op de aarde. De uren van Christus’ lijden waren geteld door Zijn Vader. Het lijden dat over Hem kwam, was naar de bepaalde raad en voorkennis Gods. Het volle lijden ging over Hem, doch toen Hij het volkomen had gedragen, toen was het ook genoeg; toen kon Gods recht in Hem rusten.

‘Van de zesde ure tot de negende ure toe’. Dat staat er ook voor u, volk van God. Ook uw lijden is bepaald. En hoe zwaar ons de verdrukking soms ook valt, de Heere beproeft niet boven vermogen. Hij legt Zijn volk nooit te veel op. Straks komt die negende ure, die aan ‘t lijden een einde maakt. En dan zal het lijden van deze te- genwoordige tijd niet zijn te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal ge- openbaard worden.

Gelukzalig zij, die geen vreemdeling zijn van de verlichting Christi. Gij rechtvaardi- gen, verblijdt u in de Heere en spreekt lof ter gedachtenis Zijner heiligheid!

(uit: De Saambinder, 1 maart 1920)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 2021

De Saambinder | 24 Pagina's

Drie uren duisternis, alsof de schepping rouwt

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 2021

De Saambinder | 24 Pagina's