Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ergernis over de Levensvorst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ergernis over de Levensvorst

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarover hebben ze het, die twee wandelaars op de weg naar Emmaüs? Dat wil die onbekende Derde graag weten.

Hij vraagt het hun: ‘Wat redenen zijn dit, die gij wandelende onder elkander verhandelt, en waarom ziet gij droevig?’ (Luk. 24:17b). Wat een meelevende vragen: Waar had u het samen over? (Kennelijk hadden ze op luide toon met elkaar gediscussieerd). En waarom ziet u zo droevig? De derde Wandelaar heeft Zich als de goede Herder bij Zijn dwalende schapen gevoegd, maar Hij be- gint niet met vertroosten, ook niet met te wijzen op Zichzelf, als de opgestane Le- vensvorst. Hij zegt niet: ‘Gij, die God zoekt, in al uw zielsverdriet, houdt maar aan, en grijpt moed’. Nee, eerst wil Hij de oorzaak van hun bekommering uit hun eigen mond horen. Als Hij Zich mengt in het gesprek, begint Hij bij het begin. Zo peilt Hij hun ziel. Belangstellend vraagt de Alwetende naar de reden van hun treurigheid. Hij wil horen wat er op de bodem van het hart ligt: Wat is er gebeurd? Mannen, wat scheelt eraan? Mag Ik dat misschien weten? Stort voor Mij uit uw ganse hart.

Wat een hemels pastoraat van deze vra- gende Jezus. Als de opgestane Zaligmaker zó met de ziel onderhandelt, haalt Hij ook het hart uit. Zo komt de Hartenkenner en de Nierenproever waar Hij wezen wil.

Een vreemdeling te Jeruzalem

Kleopas antwoordt: ‘Zijt Gij alleen een vreemdeling te Jeruzalem, en weet niet de dingen die deze dagen daarin geschied zijn?’ (Luk. 24:18). Het lijkt alsof hij het er- uit gooit: Hoe bestaat het, dat U niet weet wat er allemaal in Jeruzalem is gepas- seerd! Zelf is hij er zo vol van, van Christus, van Diens lijden en van Zijn dood, dat hij er verbaasd van is dat deze voorbijganger onwetend schijnt te zijn van alle beroering. De hele stad heeft het er over, en deze mens wéét van niets? Christus klopt aan de deur van zijn hart (‘...en waarom ziet gij droevig?’), en Kleopas ergert zich.

Heeft u daar echt niets van gehoord, wil Kleopas weten. Waarvan? Van welke din- gen, vraagt Jezus dan. En dan beginnen ze opeens allebei te praten, Kleopas en zijn vriend. Woorden van hoop en vrees buite- len in flarden over elkaar heen. De eerste vertelt over Jezus, Die een Profeet was (‘een Profeet’, zegt hij, niet ‘de Profeet’), en ze hadden zo gehoopt dat Hij Degene was Die Israël verlossen zou, nee, niet van de zonde, maar van de Romeinen. Maar och, nu was Hij overgeleverd aan de vrome overpriesters, en dat sanhedrin had Hem ter dood veroordeeld, naar het kruis ge- sleept en Hem gehangen tussen hemel en aarde. Zo was Hij gestorven en begraven. En met Hem was ook hun hoop begraven. Want dat was nu al drie dagen geleden gebeurd en Hij was niet uit de dood terug- gekeerd.

Daar komt nog iets bij, vult de ander aan, en hij vertelt (zo mogelijk nog troostelozer dan de eerste) over allerlei geruchten die ze hadden gehoord, bijvoorbeeld over vrouwen die vanmorgen wel bij het graf waren geweest, maar Zijn lichaam niet hadden gevonden. In het graf waren wel engelen geweest, boodschappers uit de hemel nog wel, en die zouden gezegd heb- ben dat Jezus leeft. Petrus en Johannes, die kennen ze wel, die hadden óók zoiets gezegd. Allemaal mooi en goed, maar, waar het op aan komt: Hém hadden ze vandaag niet gezien.

In Hem hadden ze in het verleden alles gezien, zeggen de Emmaüsgangers. Ze hebben gedacht dat Hij misschien wel de Messias zou zijn, maar alles is in de dood uitgelopen. Ze hebben zich vergist. Ze zijn Hem kwijt: Nu begrijpt u zeker wel waarom wij ’t zo benauwd hebben!

Kort van memorie

Wat hebben de Emmaüsgangers nu precies verteld? Wat de ménsen gedaan had- den, wat de overpriesters en de oversten met Jezus hadden gedaan, wat de vrouwen hadden gezien en wat Petrus en Johan- nes hadden verteld. Dat Jezus Zelf had voorzegd dat Hij als de Zoon des mensen overgeleverd zou worden om gekruisigd te worden, maar dat Hij op de derde dag weer zou opstaan uit de dood, dát vertellen ze niet. Ze hebben het almaar over een dode Jezus, want de Opgestane kennen ze niet. Kleopas en zijn vriend zijn kort van me- morie. Ze zijn echt vergeten dat Hij heeft gezegd: ‘Ik heb macht Mijn leven af te leggen en het wederom te nemen’. De Em- maüsgangers zijn zelf vreemdelingen in Jeruzalem.

(wordt vervolgd)


J. van ’t Hul, Lieren

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 2021

De Saambinder | 24 Pagina's

Ergernis over de Levensvorst

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 2021

De Saambinder | 24 Pagina's