Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Apostelconvent in Jeruzalem

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Apostelconvent in Jeruzalem

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het zal tussen de jaren 44 en 49 na Christus geweest zijn. Volgens Handelingen 15 werd in Jeruzalem een belangrijke kerkelijke vergadering gehouden. Deze kerkelijke vergadering wordt gewoonlijk ‘Apostelconvent’ genoemd.

In n tegenstelling tot de veelal lange agenda’s van onze kerkelijke vergaderingen in classes en synoden was er maar één agendapunt waarover de vergadering zich moest buigen. Aan de vergadering namen apostelen en ouderlingen deel, zo lezen we in Handelingen 15:6.

Dat ene agendapunt was wel heel belangrijk. Er was namelijk een conflict gerezen. Waar ging het conflict eigenlijk over? De vraag rees of de wet van Mozes, zowel de zedelijke als de ceremoniële wet, ook voor de christenen uit de heidenwereld gold. De vraag spitste zich toe op het punt van de besnijdenis.

In Jeruzalem was sprake van een gemeente die bestond uit Joden die tot het christendom waren bekeerd. Een Joods-christelijke gemeente. Men had er in Jeruzalem moeite mee om te geloven dat ook heidenen tot geloof in Christus waren gekomen. In Handelingen 11 lezen we dat Petrus zich voor de broeders in Jeruzalem moest verantwoorden voor zijn bezoek aan Cornelius en de doop van deze hoofdman over honderd te Caesarea. Uiteindelijk stemden de broeders in Jeruzalem ermee in dat God ook de heidenen de bekering ten leven heeft gegeven (Hand. 11:18).

Besnijdenis

Het aanvaarden daarvan riep wel een andere vraag op. Voor de aanleiding daarvan moeten we niet in Jeruzalem zijn, maar in Antiochië. Handelingen 13 verhaalt niet alleen van de vruchten van het werk van de apostel Paulus in deze stad onder de Joden en jodengenoten, maar ook onder de heidenen. Van hen lezen we: ‘er geloofden zovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven’ (Hand. 13:48b). In Antiochië was dus een gemeente ontstaan uit Joden en heidenen. Moesten de gelovigen uit de heidenen nu ook besneden worden en tot gehoorzaamheid aan de wetten van Mozes worden gedwongen?

Een belangrijke en ingrijpende vraag. Kan iemand zalig worden als hij niet besneden is? Ben je wel echt een verbondskind zonder dat je het teken van het verbond draagt? En vloeit uit het komen tot geloof in de God van Israël en in Zijn Messias niet vanzelfsprekend voort dat je dan ook de wetten van Mozes onderhoudt?

De Judaïsten uit Jeruzalem beantwoord- den deze vraag bevestigend. Sommigen van hen bezochten Antiochië en leerden de broederen daar: ‘Indien gij niet besne- den wordt naar de wijze van Mozes, zo kunt gij niet zalig worden’ (Hand. 15:1). Dat leidde tot een grote onderlinge twist. Daarom besloot men in Antiochië Paulus en Barnabas met enige anderen naar Jeruzalem te zenden om deze vraag voor te leggen aan de apostelen en de ouderlingen van de moedergemeente. Zo komt het apostelconvent bijeen. Het ingrijpende van de vraag komt duidelijk tot uitdrukking als we lezen in vers 7 dat daarover in Jeruzalem grote twisting ontstaat.

De vergadering

De eerste die in de vergadering opstaat is Petrus. Als een van de leidende apostelen neemt hij het woord. Hij kiest de zijde van Paulus en Barnabas. In zijn toespraak klinkt zijn eigen ervaring in de geschiedenis met Cornelius (Hand. 10) door. De Heere leidde hem Zelf naar deze heidense hoofdman. Hij is ervan overtuigd dat de Heere ook aan de heidenen de Heilige Geest heeft gegeven. De muur tussen Joden en heidenen is afgebroken. En als het dan over de christenen uit de heidenen gaat, vraagt Petrus de vergadering God niet te verzoeken door hen een juk op te leggen dat, zegt hij, onze vaders, noch wij hebben kunnen dragen.

De deelnemers aan de vergadering zwijgen een ogenblik. Kennelijk is men onder de indruk van de rede van Petrus. Nadat Paulus en Barnabas verhaald hebben van de grote wonderen en tekenen die God door hen onder de heidenen gedaan heeft, neemt Jakobus, de broeder des Heeren, het woord. Hij is de leider van de gemeente te Jeruzalem. Jakobus valt Petrus, Paulus en Barnabas niet af, maar hij stelt een tweetal wezenlijke elementen in de vergadering aan de orde, namelijk:

- de vraag wat de Schrift zelf over deze zaken zegt.

- wat met het oog op de eenheid van de kerk nuttig en nodig is.

De Schrift

Wat zegt de Schrift? Jakobus heeft niet meegemaakt wat Petrus en de anderen hebben meegemaakt. Hij twijfelt er niet aan of wat dezen hebben verteld waar is of niet, maar zoekt een bevestiging in de Schrift. Hij komt tot de conclusie dat wat Paulus en Barnabas vertellen niet het werk van mensen is, maar Gods werk. Het is al beloofd in de profetieën van Amos. Jakobus citeert uit Amos 9, de verzen 11 en 12. Hij doet dat enigszins vrij, zoals men dat in die dagen meer deed.

Waar spreekt de Heere in deze profetie over? Eerst dat Hij het koninkrijk van David (de vervallen hut van David) weer zal oprichten. Hij zal Israël herbouwen. Het is door Gods genade dat de beloften aan de aartsvaders vervuld zullen worden. Dat betreft in de tweede plaats ook de uitverkorenen uit de heidenen.

Het Koninkrijk van de Messias zal bestaan uit Joden en heidenen. Dat hebben Paulus en Barnabas niet bepaald, maar dat heeft God Zelf besloten. De zending onder de volken is geen bedenksel van mensen, maar een opdracht van God Zelf. Jakobus besluit zijn verwijzing naar de Schrift met: ‘Opdat de overblijvende mensen den Heere zoeken, en al de heidenen over welke Mijn Naam aangeroepen is, spreekt de Heere, Die dit alles doet’ (vers 17).

Gedragsregels

Het tweede element dat Jakobus inbrengt, gaat over de eenheid van de kerk, die ook alles heeft te maken met onderlinge verdraagzaamheid. Om de Joodse christenen geen aanstoot te geven, stelt Jakobus een aantal gedragsregels voor, die enerzijds het onderscheid met de heidenen duidelijk maken en anderzijds aansluiten bij voor de Joden uiterst belangrijke voedselwetten:

a. Men moet zich onthouden van het aan de afgoden geofferd vlees. Binnen een christelijke gemeente met daarin ook Joodse christenen zouden de laatsten zich vreselijk ergeren als hun mede- gelovigen uit de heidenen hun Joodse broeders niet zouden ontzien door zulk afgodisch voedsel te eten.

b. Men moet zich onthouden van hoererij/ ontucht. We moeten daarbij denken aan elke onwettige seksuele relatie. Onder andere bloedschande kwam onder de heidenen veel voor, maar de broeders uit het Jodendom ergerden zich daaraan.

c. Men moet zich onthouden van het bloed en van het verstikte. Het gaat hierbij om vlees van dieren die door verstikking gedood zijn en waarvan het bloed nog niet is afgevloeid. In het bloed is de ziel, het leven, volgens Leviticus 17:13, 14.

Actuele uitspraken

Het Apostelconvent was een uitermate belangrijke vergadering. Daar zijn uitspraken gedaan, die niet alleen voor die tijd van belang waren, maar die tot op de dag van vandaag actueel zijn. Wat kunnen wij van deze vergadering die bijna tweeduizend jaar geleden gehouden werd, leren?

1. Bij de vraag wat bij een christelijk leven behoort, mogen we niet afgaan op menselijke ervaringen, maar moet telkens de vraag zijn: Wat wilt Gij Heere, dat wij doen zullen? Dat geldt ook voor kerkelijke vergaderingen.

2. De ceremoniële wetten van het Oude Testament zijn met de komst van Christus vervuld. Het onderscheid tussen Jood en heiden is weggevallen. Nodig is de besnijdenis van het hart en niet van het vlees.

3. Ten behoeve van de eenheid van de kerk is verdraagzaamheid in ondergeschikte dingen geboden. We moeten rekening houden met elkaars zwakheden.

4. De ene gemeente kan niet zonder de andere. Antiochië had Jeruzalem nodig. Andersom net zo. Een gemeente kan niet zonder een geordend kerkverband.

5. Van christenen wordt een hoge huwelijksmoraal verwacht.

6. Christenen moeten zich verre houden van barbaarse eetgewoonten, zoals het drinken van dierlijk bloed.

De door Jakobus voorgestelde omgangs- regels ter wille van joodschristelijke broeders, zijn door de vergadering aan- genomen en per brief ter kennis gebracht van de gelovigen te Antiochië. Zij hebben de inhoud van de brief gezien als een ver- troosting en hebben zich erover verblijd.


ds. W. Silfhout, Capelle aan den IJssel

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 2021

De Saambinder | 24 Pagina's

Het Apostelconvent in Jeruzalem

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 2021

De Saambinder | 24 Pagina's