Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Troost aan bekommerden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Troost aan bekommerden

4 minuten leestijd

In het vorige artikel ging het over het antinomiaanse bezwaar tegen Luthers prediking van wet en Evangelie. Zijn vriend Johann Agricola wilde alleen het Evangelie horen en vond de overtuiging door de wet overbodig.

Luther reageerde fel. ‘Voor die mensen’, schrijft Luther, ‘heb ik mijn Galatenbrief niet geschreven’, maar ‘voor ontroerden en bekommerden, en welke van die soort niet zijn, laten die hun oren wenden naar de Papisten en meer van zulke voorstanders van eigen uitgevonden godsdienst’.

Luther reageerde zo fel omdat hij merkte dat zijn bevrijdend Evangelie wel overal gepredikt werd, terwijl veel hoorders door de wet niet verwond waren. Wan- neer, volgens Luther, het Evangelie van de wet geïsoleerd wordt, is de genezende uitwerking verdwenen. Pas wanneer de wet de mens heeft doen sterven aan zijn eigengerechtigheid is het Evangelie van de vreemde gerechtigheid een bevrijding. ‘De lichtzinnigen en schijnzekeren hebben niets aan het Evangelie, maar hun moet de wet gepredikt worden’, schrijft hij driest. Dit alles betekent niet dat we de mens eerst een probleem aan moeten praten om hem er vervolgens van te bevrijden. Het werk der prediking stelt de zondaar de werkelijkheid van zijn leven voor ogen. Pas de mens die zijn nood en schuld voor God verstaat, zal het Evangelie in al zijn rijkdom beminnen.

Bekommernis

Luther schreef zijn Galatenbrief dus voor ‘ontroerden en bekommerden’. Het boek heeft daarmee een nadrukkelijk pastorale spits. Luther zocht naar een troost die in de hoogste aanvechting stand zou houden. Eigenlijk is dat de kern van heel Luthers theologie.

Toen ik op catechisatie eens over ‘bekom- mernis’ sprak, vloog een meisje op, en verweet mij dat ik de twijfel preekte. Maar bekommernis is bij Luther zeker geen twijfel. Bekommernis is de overtuiging dat ik voor God niet kan bestaan. Christus en Zijn gerechtigheid is het enige medicijn voor zulke aangevochten zielen. Reeds in stelling 62 aan de Slotkapel van Wit- tenberg spreekt Luther over dit medicijn. ‘De ware schat der Kerk is het heilig Evan- gelie van de heerlijkheid en de genade van God’.

Heilstoe-eigening

Het innemen van dit medicijn, ook wel de toe-eigening van het heil genoemd, was voor Luther geen vanzelfsprekende zaak. Steeds weer verkeerde Luther in aanvechting om uit dat grote heil te mogen leven. Hij kon zich dat heil nog wel voorstellen voor de Bijbelheiligen, maar niet voor iemand als Luther. Hij schrijft over deze worsteling bij zijn uitleg van Galaten 1:4: ‘Die Zichzelven gegeven heeft voor onze zonden’. Het moeilijkste woord in deze tekst vond Luther het woord ‘onze’. Hij schrijft daarover het volgende: ‘Doch wanneer het voornaamwoord ‘voor onze’ daar moet bijgedaan worden, dan deins ik terug. Zo durf ik niet tot God te naderen, noch op mijzelf toe te passen zo’n grote schat. Het voornaamwoord ‘onze’ past niet op mij, wel voor anderen, die waardiger en heiliger zijn. Maar laat mij liever nog wat wachten, totdat ik door mijn werken waar- diger ben’.

Pastoraat

Luthers raad aan mensen die zichzelf willen ‘opknappen’, past bij zijn wet en Evangelie-prediking. ‘Wil nu toch einde- lijk eens beamen dat u melaats bent van hoofdschedel tot voetzool toe’. Dit pastoraat keert terug in het bekende Avond- maalsformulier. Die passage schrijf ik helemaal uit omdat het precies samenvat wat Luther wilde zeggen tegen aange- vochten zielen:

‘Maar dit wordt ons, geliefde broeders en zusters, niet voorgehouden om de versla- gen harten der gelovigen kleinmoedig te maken, alsof niemand tot het Avondmaal des Heeren gaan mocht dan die zonder enige zonde ware. Want wij komen niet tot dit Avondmaal om daarmee te betuigen dat wij in onszelf volkomen en rechtvaar- dig zijn; maar integendeel, aangezien wij ons leven buiten onszelf in Jezus Christus zoeken, zo bekennen wij daarmede dat wij midden in de dood liggen’.

In hope zalig

Elke vrome poging om een in zichzelf bekeerd gelovig mens te worden, ziet Luther als een list van de satan en staat Christus in de weg. De oprechte christen blijft ‘rechtvaardige en zondaar tegelijk’. De enige voortgang in het christenleven is dat hij temeer de zaligheid buiten zichzelf zoekt. Hij leert zijn onbekwaamheid en armoede grondiger inzien, om zijn Zalig- maker meer te benodigen. ‘Want Hij is onze vrede’ (Ef. 2:14). Daarom komt Gods kind in dit leven nooit in rustig vaarwa- ter. Altijd blijft er de strijd tussen vlees en Geest. De voltooiing van deze strijd ligt niet beneden maar boven. ‘Wij zijn in hope zalig’, schrijft Luther, ‘dit is een zeer gewichtige en aller-zoetste vertroosting, voor de benauwde en verlegen harten’.

(slot)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 2021

De Saambinder | 20 Pagina's

Troost aan bekommerden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 2021

De Saambinder | 20 Pagina's