Jona’s slingering in het ingewand van de vis

In n de diepte van de zee gaat de grote walvis op en neer en Jona heeft geen ogenblik rust of houvast. Het is als in Psalm 42: ‘De afgrond roept tot de afgrond, bij het gedruis Uwer watergo- ten’. Dat is Gods kinderen niet vreemd. Dan gaan de golven van ongerechtigheid en het ongenoegen van de Heere over het hoofd. Dan leren ze de diepten van de strijd en de afgronden van satans macht kennen. ‘De afgrond omving mij’, zegt Jona. Die bodemloze put betekent de eeuwige dood, de hel waarin geen bodem te vinden is.

Stinkend wier

Dat we toch eens zouden geloven dat voor ieder van ons de dood en de eeuwigheid komt. Leeft u daar overheen? O, het is beter op aarde een ogenblik Gods toorn te gevoelen om daarna een leven in Zijn goedgunstigheid te mogen ontvangen. We lezen van Jona dat de wateren hem omgeven tot de ziel toe. Dan gaat het niet meer over het tijdelijke leven, maar over de ziel voor de eeuwigheid. Wat is al ons goed toch waardeloos in het zicht van de dood! Jona kan zichzelf ook niet helpen. Diep weggezonken ligt hij in de buik van de vis. Het stinkende wier is aan zijn hoofd gebonden en de grendelen van de aarde zijn om hem heen. Alle hoop op behoude- nis heeft hij verloren. Een uitweg is er niet en God kan van Zijn recht geen afstand doen. Hoe moet dat dan?

Aan Jona’s kant is het totaal afgesneden. Weet u wat zo’n wonder is? Dat er achter de woorden ‘in eeuwigheid’ het woordje ‘maar’ staat. Dat is het ‘maar’ van het Goddelijke wonder. Een mens die niet meer verlost kan worden, wordt door God verlost. Een mens die door de wet totaal in de dood geworpen is, brengt God tot het leven. Hij die alles verloren heeft om eigen schuld, krijgt alles terug om Jezus’ wil. ‘Maar’, zegt Jona. Dan blijft er van hem niets over. In de vis is Jona Jona kwijtge- raakt en heeft hij in Christus God Drie-enig overgehouden. ‘Gij hebt mijn leven uit het verderf opgevoerd, o HEERE mijn God’, zegt hij. Jona gebruikt hier de Verbonds- naam. Het is de HEERE, de God van het verbond, Die over de borgtocht van al Zijn kinderen onderhandeld heeft. De HEERE is onveranderlijk in Zijn Wezen en welbe- hagen. Hij heeft Jona liefgehad met een eeuwige liefde en heeft hem daarom in de vis op zijn plaats gebracht.

De vrijspraak bekendmaken

Voor Jona en voor al dat Jona’s-volk is Christus afgedaald tot de bodem van Gods toorn. Met Zijn dood en begrafenis heeft Hij de oorzaak van alle ongerech- tigheid weggenomen. Als de verheerlijkte Immanuël zal Hij naar Zijn Godheid de genade aan de ziel meedelen en de vrij- spraak bekendmaken.

En dan brengt Christus alles mee. Wat een afgrond van grondeloze barmhartigheid! ‘Mijn God!’, zegt Jona. Wat een troost ligt hierin. Als God aan zo’n ongehoorzame wegloper, met behoud van het recht, genade bewijst, zou het dan voor u hope- loos zijn?

Vragen

1. Wat houdt de klacht van Jona in?

2. Een Goddelijk ‘maar’! Hoe is dat mogelijk in het leven van een wegloper?

3. Wat betekent: ‘Met behoud van Gods recht’?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen