Een gebed om vergeving
Wat is de vijfde bede toch onpeilbaar diep: ‘En vergeef ons onze schulden’. Beseffen we eigenlijk wel wát we vragen? En aan Wie we dat vragen?
Het gaat over onze schulden (meervoud!), die we hebben tegenover de allerhoogste Majesteit Gods. Schuld is de oneindig hoge prijs die we moeten (terug)betalen vanwege onze zonden. In de gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht spreekt de Heere Jezus zelfs over tienduizend talenten (Matth. 18:24). Zonden, wat zijn dat eigenlijk? Onze Heidelbergse Catechismus noemt die ‘onze misdaden’. Een misdaad, dat is niet zomaar een ver- gissing, maar een doelbewust overtreden van wat de Heere ons beveelt. Het is opstand tegen onze Wetgever, omdat we zelf als God willen zijn en niet naar Hem willen luisteren. Het is het missen van het doel waartoe de Heere ons geschapen heeft, namelijk om Hem lief te hebben. Hem, Die een zeer overvloedige Fontein is van alle goed (NGB 1). In plaats daarvan hebben wij Hem zwaar getergd. En daar gaan we gedurig mee door, want onze catechismus vervolgt: ‘ en ook de boos- heid, die ons altijd aanhangt’.
Zwaar en menigmaal misdreven
Mag ik u een vraag stellen? Is het u al opgevallen van wie de schulden zijn? De Heere Jezus leert bidden: ‘onze schulden’. Niet die van een ander, maar persoonlijk die van u en van mij. Van nature zien we veel zonden bij een ander, maar zelf brengen we het er nog zo slecht niet vanaf. Maar als de Heere ons eraan ontdekt dat we melaats zijn van het hoofd tot de voeten, dan wordt het anders. Dan gaan we belijden: ‘Ik heb tegen U, o HEER’, zwaar en menigmaal misdreven’. En dat in het licht van Wie God is: ‘Heilig, heilig, heilig is de Heere’. Hij kan en wil met het onreine geen gemeen- schap hebben.
En… de Heere houdt de schuldige geens- zins onschuldig: u moet betalen. Bent u er door genade al achter gekomen dat u niets heeft om te betalen? Met uw tranen kunt u niet betalen. Met uw levensverbetering ook niet. En ook met uw gebed niet. Zelfs met uw gevoel van schuld niet. Dat leert de Heilige Geest, als Hij in een mensenhart gaat werken. Dan kan er wel de begeerte zijn om alles te betalen, opdat we weer in een verzoende betrekking zouden komen met God. Maar dan pijnlijk te moeten leren, dat we onze schuld alleen maar dagelijks meerder maken. Ook na ontvan- gen genade. Ja, juist dan te meer, want dan gaat het om schuld tegen de goedheid en genade van de Heere.
Wat een wonder als dan gezien mag worden dat er nog een Weg van vergeving is, bij God vandaan. Hij Die Zijn Zoon gege- ven heeft tot een volkomen verzoening voor de vuilste zondaar. En dat uit enkel vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog. Dat deze Gezalfde daarvoor Zichzelf gegeven heeft. Om de vloek te dragen en Zijn bloed te storten tot een volkomen betaling van de schuld.
Heeft u de straf weleens zien liggen op Hem, waardoor Hij de vrede heeft aangebracht? De volkomen genezing gezien in Zijn striemen? Dan blijft er maar één weg over. Onze knieën buigen en de Heere bedelen of Hij onze schul- den vergeven wil. Dan is er geen enkel recht meer aan onze kant. ‘Wil ons, arme zondaren, al onze misdaden, en ook de boosheid, die ons altijd aanhangt, om des bloeds van Christus wil niet toerekenen’. Heeft u zo weleens smekend aan Zijn voeten gelegen?
Gaarne vergevend
Maar, zou Hij ook willen vergeven? Voor anderen, dat zou nog kunnen. Maar voor zo één als ik ben? Het was de worsteling van de man vol melaatsheid: ‘Indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen’. Toch kon hij niet anders dan tot Jezus zijn toevlucht nemen. En hij is er niet beschaamd mee uitgekomen. Want de Heere is zo gewillig. Hij is een gaarne vergevend God: ‘Ik wil, word gereinigd’. Nee, niet om het gebed, maar wel op het gebed. Niet om onze gerechtigheden, maar om Zijn barmhar- tigheden, die vele zijn. Enkel vanwege Wie Hij is. Zoals de dichter in Psalm 103 zingt: ‘Barmhartig is de HEER’ en zeer genadig, schoon zwaar getergd, lank- moedig en weldadig; de HEER’ is groot van goedertierenheid’. Kom, waag het er toch eens op!
Mocht u dit alles ontvangen? Dan blijft alleen de ootmoedige verwondering over. Dan vermenigvuldigt het verlangen om te leven tot eer van de Heere: ‘Wat zal ik, met Gods gunsten overlaân, die trouwe Heere voor Zijn genâ vergel- den?’ Wat komt er dan ook een gunning voor onze naasten. Dan bidden we in de ons-vorm. Dat ook zij die weldaad mogen ontvangen. Zou u dan uw naaste niet opwekken om de Heere te zoeken? En, al heeft hij (relatief weinig!) kwaad tegen u gedaan, zou u dan niet gezind zijn dat te vergeven? En dat alles vanwege Gods goedertierenheid.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 2022
De Saambinder | 24 Pagina's