Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De steen afgewenteld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De steen afgewenteld

7 minuten leestijd

Jeruzalem slaapt nog. Ergens buiten de stad, in een tuin die van Jozef van Arimathéa is, wordt een grafsteen afgewenteld, opzijgelegd. Het zegel wordt verbroken. De zon gaat op, voor de Zoon van God. ‘Genade spreidt haar morgenrood’.

Het is vroeg in de morgen, een uur of vijf, zes misschien. Nog is het duister, nog houdt de zon zich schuil. Straks wijkt de donkere nacht van droefheid, twijfel en gemis. De derde dag breekt aan. Dit wordt voor de nieuwtestamentische kerk der eeuwen de eerste rustdag, de roem der dagen, Christus’ kroningsdag, de allereerste paasdag. Straks zal de Vader Hem uit het graf roepen.

Bij het eerste ochtendgloren daalt er een engel af, van boven naar beneden. Deze gedienstige geest heeft dienst vandaag, op de aarde nog wel. Hij moet in de stille hof van Jozef van Arimathéa zijn, bij dat ene nieuwe graf.

Bij Christus’ geboorte in Bethlehem hief een menigte van enge- len een lofzang aan. Na de verzoeking in de woestijn kwamen er engelen om Hem te dienen. Maar toen Hij stierf aan het kruis was er niet één engel meer. Toen de Vader Hem verliet, hebben ook alle engelen zich als het ware vol huiver teruggetrokken. Maar nu het Pasen wordt, nu daalt er weer een engel af. Om hun Hoofd te dienen.

Deze engel moet de steen afwentelen en publiekelijk de groeve openen, voor Hem Die moet opstaan uit de dood, Die zal gaan betonen de blinkende Morgenster te zijn, de Vorst des Levens, de Zone Davids. Daarom komt deze engel uit de hemel, om een grafsteen af te wentelen, om een Goddelijk geheim te openbaren. Achter die steen ligt geen levenloze, maar daar ligt Hij Die het Leven is. Boven wordt reeds op Hem gewacht.

Bedroefde vrouwen

De evangelist Matthéüs heeft ‘t zó opgeschreven: ‘Een engel des Heeren, nederda- lende uit de hemel, kwam toe en wentelde de steen af van de deur’ (Matth. 28:2). Markus en Lukas nemen er iets meer tijd voor. Zij schilderen met pennenstreken vol verwondering een fijnzinnig tafereel, over bedroefde vrouwen die zich voortreppen door de stille straten van de stad. Ze gaan naar het graf, zeer vroeg in de morgen, nog voor het krieken van de dageraad.

Deze vrouwen weten niet meer waar ze het zoeken moeten. En dus gaan ze in hun hopeloosheid maar naar het graf, bewust als het nog helemaal duister is. Calvijn zegt daarover: ‘Zo gaat het gewoonlijk wanneer men bevreesd is, dan handelen we in het geheim’.

De vrouwen menen in het duister naar de dood te lopen, maar ontvangen straks in het licht het leven. Ze menen dat Jezus dood is, maar Hij leeft. Ze willen met zalf en specerijen de laatste eer bewijzen aan een dode Jezus, maar ze ontmoeten straks Hem Die het Leven is.

Terwijl ze de hof betreden, met hun gekochte specerijen, zegt de één opeens tot de ander: ‘Wie zal ons de steen van de deur des grafs afwentelen? En opziende zagen zij dat de steen afgewenteld was, want hij was zeer groot’ (Mark. 16:3 en 4). In Johannes 20:1 staat dat Maria zag dat ‘de steen van het graf weggenomen’ was.

Trouwe vriendenhanden

In de tuin van Jozef van Arimathéa ligt een gesloten graf, want er ligt Iemand in. Trouwe vriendenhanden hadden daar vrijdag voor zes uur Iemand neergelegd. Zij hadden daar Iemand gezaaid, als tar- wegraan in de aarde. ‘Aldaar dan legden zij Jezus’ (Joh. 19:42). Daarna hadden ze een platronde steen tegen de opening gerold. Met deze steen was in arren moede de begrafenis voltooid. Met die steen scheen de geschiedenis tot stilstand te zijn geko- men. Een steenrots houdt Hem, de Rots des heils, gevangen.

Het is een steen zonder naam, zonder datum, zonder ingegraveerde tekst. Een woordeloze steen maakt scheiding tussen de dood buiten het graf en het Leven in het graf. Deze lijksteen is als een grenspaal waarachter de dierbaarste ver- wachtingen schipbreuk schijnen te lijden. ‘Indien het graf Zijn gevangenis was, dan was met deze steen de gevangenisdeur gesloten en vergrendeld’ (Henry). Wie zal ons de steen afwentelen? Dat is een zwaarwegende vraag: hoe raken we die zware steen kwijt, van dat graf, en uit ons hart? Maar alle vragen vol kommer komen te laat, want Vaderlijke voorzorg heeft in alles reeds voorzien. De ochtend- schemering breekt aan. De nacht van smart en zorgen wijkt. Reeds fluistert er iets van de paasmorgen. Bijna vangt het nieuwe leven aan. ‘En wentelde de steen af van de deur’ (Matth. 28:2). Hier wordt geen graf geschonden, maar koninklijk naar recht geopend, op hemels bevel openge- daan. De engel neemt van het graf de kluisters weg.

Vanachter de Olijfberg gaat de zon op, ze verspreidt het eerste morgenrood. Alsof God spreekt: Daar, in die hof, daar zij licht! Ook vanuit het graf schijnen de eerste stralen van Hem Die het licht der wereld is, het licht tot verlichting der heidenen. Maar nóg hebben de bedroefde vrouwen er geen vermoeden van dat het ook licht gaat worden in hun binnenste.

‘En opziende zagen zij dat de steen afge- wenteld was’ (Mark. 16:4).

Het graf is als een open boek. De moeilijk- heid is uit de weg geruimd. Dat was voor de vrouwen, zegt Da Costa, ‘een zielsver- heugende verrassing Gods’. ‘De Heere neemt eerst de natuurlijke beletselen weg, voordat Hij Zichzelf openbaart’.

Een afgezant uit de hemel stoot de deuren van de dood open. De kanttekening zegt: ‘Niet dat Christus zulks door Zijn Godde- lijke kracht Zelf niet zou hebben kunnen doen, maar om aan te wijzen de waarheid van Zijn menselijke natuur, ook na Zijn verrijzenis’.

De engel komt Christus niet zomaar te hulp, maar dient Hem, door met instem- ming uit de hemel de deur alvast eerbiedig voor Hem te openen. Want dat rotsblok móét uit de weg, ook al staat het zegel van de stadhouder erop.

De hel getart

De engel wentelt de steen af, alsof hij niets weegt. Hij rolt hem weg, legt hem naast de mond van het graf op de grond en gaat er vervolgens op zitten. In alle rust, als een symbool van Zijn overwinning over satan, wereld en dood. Alsof de engel wil zeggen: Deze steen komt er nooit meer voor. ‘Daar zat de engel, al de machten der hel tartende, om de steen weer op het graf te wentelen. Hij zat daar, wachtend op de vrouwen, en gereed om hen het bericht te brengen van Christus’ opstanding’ (Henry). Spurgeon zegt over het wegwentelen van deze steen: ‘God heeft dikwijls onze moei- lijkheden voor ons uit de weg geruimd, lang voor wij ertoe gekomen zijn’.

Da Costa dichtte bij het wegnemen van de steen: ‘In de vroege morgenstond, heeft Gods Woord Zijn Sionieten, redding uit de ellend’ verkond, waar hun tranen over vlie- ten, ‘t werd beloofd, en ‘t is voldaan, onze Heere is opgestaan’.

Christus, de Eersteling der dagen, is gekruisigd, gestorven en begraven, neder- gedaald ter helle, maar op de derde dag weer opgestaan. Het is het Evangelie in een notendop. Geen graf hield Davids Zoon omkneld, ook niet dit nieuwe rots- graf van Jozef van Arimathéa. Ook niet deze grote steen. In dit alles ligt, zegt Cal- vijn, ‘de ganse hoofdsom onzer zaligheid’.

Deur der hoop

De steen is afgewenteld, als een deur der hoop. Hij is Zelf de Steen Die door de tempelbouwers verachtelijk was een plaats ontzegd. Hij is de ‘Grondsteen in Sion, een beproefde Steen, een kostelijke Hoeksteen, Die wel vast gegrondvest is’ (Jes. 28:16). Deze Steen is het fundament en is tot verbazing der beschouwers, van God ten hoofd des hoeks gelegd. De zalig- heid is in geen ander.

De Vader wekt de Zoon op en spreekt Hem vrij. Naar buiten treedt, vol majesteit, de Zoon van God, de Opstanding en het Leven. Voor Hem zijn geen stenen te groot, of ze nu op een graf liggen of loodzwaar op een ziel.

Zo werpt de Zoon van God het doodskleed af. Hij is, zegt Henry, ‘niet uit het graf uit- gebroken, maar Hij is er door de hemel wettelijk uit ontslagen’.

Hij is de Eerstgeborene uit de doden, Verwinnaar in de strijd en geeft Zijn volk de zegen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 2022

De Saambinder | 24 Pagina's

De steen afgewenteld

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 2022

De Saambinder | 24 Pagina's