Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een wonderlijk teken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een wonderlijk teken

7 minuten leestijd

Er staan in het evangelie naar Mattheüs tussen de aangrijpende gebeurtenissen rond het sterven van de Middelaar enkele verzen waarover bij mijn weten maar weinig wordt gepreekt. Dat is misschien ook wel te verklaren: de verzen waarover het gaat zijn moeilijk om te verstaan.

Het betreft Mattheüs 27:52 en 53. Wij lezen daar: ‘En de graven werden geopend, en vele licha- men der heiligen die ontslapen waren, werden opgewekt; en uit de graven uitge- gaan zijnde na Zijn opstanding, kwamen zij in de heilige stad, en zijn velen verschenen’. Bij het lezen van deze woorden kunnen verschillende vragen rijzen. Om er maar enkele te noemen: wie zijn deze ‘heiligen’, die hier worden opgewekt na het sterven van de Middelaar? Hellenbroek noemt in zijn schone boek ”De kruistriomf van Vorst Messias” het instellen van een onderzoek naar deze kwestie ‘een ijdelheid’. De kant- tekenaren zeggen over deze verzen vrijwel niets, en geven op de vraag wie deze ‘heiligen’ zijn dus geen antwoord. Som- mige verklaarders hebben gedacht aan Abraham, Izak en Jakob. Dit lijkt mij wel ver gezocht. Eén ding is zeker: het waren kinderen Gods, die daar opstonden.

Is het teveel gezegd als wij het vermoeden uitspreken dat het mensen betreft die nog niet zolang geleden gestorven waren, wier graven nog intact waren en die men in Jeruzalem nog had gekend? Duidelijk is dat niet alle kinderen Gods wier lichamen destijds in de omgeving van Jeruzalem begraven lagen, werden opgewekt. De Schrift spreekt van ‘velen’. Een verklaarder die er door mij op werd nagesla- gen, spreekt het vermoeden uit dat hier mensen uit hun graven zijn opgewekt, die tijdens hun leven hadden behoord bij diegenen die de verlossing in Jeruzalem ver- wachtten (Luk. 2:38). Mensen als Simeon en Anna dus. Maar wie zal hier het laatste woord spreken?

In de heilige stad

Een andere vraag is waarbij wij de woor- den ‘na Zijn opstanding’ uit vers 53 moeten voegen. Moeten wij het zó lezen dat deze kinderen Gods na de opstanding van Christus werden opgewekt? Of betekent het dat zij pas na Zijn opstanding uit hun graven zijn gegaan? Of moeten we deze woorden verbinden met ‘kwamen zij in de heilige stad’, zodat dit vers wil zeggen dat zij in Jeruzalem verschenen zijn nadat Christus Zichzelf aan de Zijnen levend had vertoond?

Calvijn is van oordeel dat deze heiligen pas zijn opgewekt na de opstanding van Chris- tus. Hij vindt het ongerijmd te denken dat zij ‘drie dagen lang levend en ademend in hun graven zijn blijven liggen’. Hellenbroek laat het in het midden. Dr. F.W. Grosheide in zijn Commentaar op het Nieuwe Testa- ment eveneens.

Lezen wij onze Statenvertaling aandach- tig, dan krijgen wij de indruk dat het zó moet zijn gegaan dat terstond na het sterven van de Middelaar een hevige aardbeving heeft plaatsgehad, waardoor steenrotsen scheurden en vele graven opensprongen, door Gods vinger beroerd. Vervolgens zijn op de morgen der verrij- zenis velen van Gods ontslapen volk uit die geopende graven opgewekt en uitge- gaan. Let wel: er werden geen onherboren mensen, geen goddelozen opgewekt! Christus is de Eersteling geworden der- genen, die ontslapen zijn (1 Kor. 15:20). Wat hier in Jeruzalem gebeurde, is als het ware een heilig voorspel op de jongste dag. Dan zullen immers alle kinderen Gods herrijzen. Ook de ongelovigen zullen dan weliswaar worden opgewekt, maar hún opstanding zal geen vrucht zijn van de opstanding van Christus, maar enkel geschieden door Gods kracht. Voor Gods ontslapen kinderen echter is Christus de Eersteling geworden door Zijn verrijzenis. De Eersteling, niet de Eerste. Lazarus, het dochtertje van Jaïrus, de jongeling van Naïn, om er maar enkelen te noemen, werden al eerder opgewekt. Maar Hij is de Eersteling. Dat wil zeggen dat Zijn opstanding het zeker pand, de bron en oor- zaak is van de zalige opstanding van Gods volk. Men zie, hoe sober en schoon onze Heidelbergse Catechismus dit verwoordt in Zondag 17.

Spiegel en toonbeeld

Weer een andere vraag is, aan wie deze heiligen zijn verschenen. Maar ook: hoe zullen wij ons die verschijningen moeten voorstellen? Is daarbij nog gesproken? Hebben degenen aan wie zulk een ver- schijning te beurt viel deze opgewekte heiligen herkend? Slaan wij maar weer Cal- vijn op! Hij zegt dat deze mensen een korte tijd gezien zijn, om ‘spiegel en toonbeeld van Christus’ kracht’ te zijn. Ook zegt de hervormer dat hun personen zijn gebruikt om de levenden in de hoop des levens te bevestigen. Volgens hem dienden deze verschijningen dus mede ter bemoediging van Gods kinderen.

Over de vraag aan wie zij verschenen zijn, laat Calvijn zich niet uit. Hellenbroek wél. Hij schrijft: ‘Wel waarschijnlijk ieder aan zijn bekenden, die van hunne dood bewust sijnde, nu hen siende leven, ook overtuigd wierden van hunne mirakeleuse opstan- ding; en benevens deze ook aan enige anderen, die of in Jesus geloofden, of die van Hem niet geheel vremt waren’. Men heeft er nog op gewezen dat het Griekse grondwoord dat hier met ‘verschenen’ vertaald is, nooit bij de ver- schijningen van de Heere Jezus wordt gebruikt. Dit zou er misschien op kunnen wijzen dat de Heere de lichamen van deze mensen alleen heeft getoond aan sommi- gen, zonder dat daarbij werd gesproken. Maar ook hier moeten wij het beslissende antwoord schuldig blijven.

Waar gebleven?

Niet eenvoudig is ook de laatste vraag, die wij met betrekking tot deze verzen onder ogen willen zien: wat is er ten slotte met deze opgewekte mensen gebeurd? Waar zijn zij gebleven? Hellenbroek noemt twee mogelijkheden: Deze mensen zijn vroeg of laat weer gestorven (Lazarus bijvoorbeeld), óf zij zijn met de hemelvaart van Christus samen met de Middelaar ten hemel gevoerd. Hij acht beide verklaringen goed mogelijk, maar maakt wel de waar- schuwende opmerking dat degene die ook op deze vraag een afdoend antwoord hebben wil, zijns inziens probeert in te dringen ‘in ‘t geen wij aan de Goddelijke Alwetenheit en Voorsienigheit behooren aanbevolen te laten’. Calvijn zegt iets dergelijks: ‘Zo behoeven wij ons hoofd niet al te zeer te kwellen om iets dat ons niet nodig is te weten te komen’. Hij acht het niet waarschijnlijk dat zij lang onder de mensen verkeerd hebben. Hij wil de mening dat zij na het volbrengen van hun taak weer gestorven zijn niet weerleg- gen, maar voelt toch het meest voor de opvatting dat het leven dat zij ontvan- gen hadden hun niet weer ontnomen is. Met andere woorden: zij zullen samen met Christus ten hemel zijn opgenomen.

Niet speculeren

Al met al moeten we veel vragen onbe- antwoord laten. Wij kennen zo ten dele.

Het is beter om die zaken waar Gods Woord zich niet duidelijk over uitspreekt, open te laten, dan met onze fantasieën en speculaties in te dringen in hetgeen God verborgen heeft willen houden. De kern van de zaak is echter niet onduidelijk. Deze verzen staan in Gods Woord om ons de ontzaglijke kracht en betekenis van Christus’ opstanding te doen verstaan. Hij heeft de sleutels der hel en des doods! Wat zal er een sprake zijn uitgegaan van de verschijning van deze onbekende getui- gen, die dan hier, dan daar zich hebben vertoond. Wat een bange vrees moet de harten der vijanden hebben bekropen toen zij van al deze dingen hebben gehoord! Maar wat een bemoediging zal er ander- zijds van zijn uitgegaan voor dat kleine, wankelmoedige kuddeke van Christus’ discipelen!

Het was een heilig voorspel van de jongste dag, schreven wij. In onze dagen hebben wij zulke tekenen niet te verwachten. Tóch worden er nog gedurig van de doden opge- wekt! Christus gaat nog altoos voort de kracht van Zijn opstanding te betonen in de levendmaking van geestelijk dode zon- daren. Wellicht worden er in onze tijd niet velen meer opgewekt. Maar zolang het zonlicht schijnt, zal de Heere Zijn onderda- nen hebben.

Twee vragen zouden we de lezers mee willen geven. In de eerste plaats: heeft u weleens zulk een levendgemaakte zon- daar ontmoet? En ten slotte: kent u in eigen leven de kracht Zijner opstanding? Kent u die beving der wedergeboorte, waardoor het graf van onze doodstaat splijten moet en die ten gevolge heeft dat een van dood levend gemaakte zon- daar vroeg of laat bekend wordt in de heilige stad?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 april 2022

De Saambinder | 20 Pagina's

Een wonderlijk teken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 april 2022

De Saambinder | 20 Pagina's