Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Sadduceeën de mond gestopt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sadduceeën de mond gestopt

4 minuten leestijd

In de laatste dagen van Zijn openbare bediening werd de Heere Jezus voortdurend door de farizeeën met strikvragen bestookt. Rusteloos zochten zij Zijn val (Luk. 20:20). De Heere heeft van hen gezegd: ‘… al wat zij u zeggen dat gij houden zult, houdt dat en doet het; maar doet niet naar hun werken; want zij zeggen het, en doen het niet’ (Matth. 23:3).

De farizeeën waren wat de wet van Mozes en de profeten betreft rechtzinnig, maar hun handel en wandel was er niet mee in overeenstem- ming. De sadduceeën waren vrijzinnigen die vooral van het zienlijke en tastbare leefden. Alles wat daarboven uitging, hielden zij voor hersenschimmen en droombeelden. Alles wat zij niet konden begrijpen, wezen ze af. Zoals de wederop- standing der doden op de jongste dag. Het lichaam van de mens zal tot stof wederkeren - in het stille graf of in de diepten van de zee, door vuur of door wild gedierte. Zullen de armzalige, vaak verstrooide overblijfselen tot een nieuw leven opgewekt worden? Het werd door de sadduceeën volstrekt geloochend, evenals de onsterfelijkheid van engelen en geesten (Matth. 22:23; Luk. 20:27; Hand. 23:8). Alleen God bestaat, zeiden ze, de oneindige en eeuwige Geest.

Toch, de waarheid Gods is geen begrips- leer maar een geloofsleer. Een historisch geloof is een groot goed. Het zaligma- kende geloof is onmisbaar.

Eenparig in vijandschap

De farizeeën en sadduceeën maakten deel uit van de Hoge Raad of het Sanhe- drin. Over enkele weken zouden ze onder leiding van de sadduceeër Kájafas tot het besluit komen dat Jezus moest sterven (Joh. 11:53). Hoe verdeeld ook, in hun vijand- schap tegen Jezus waren ze eensgezind. De farizeeën streden tevergeefs tegen Jezus. Van al hun listige vragen bleef niets over, integendeel. Uiteindelijk zou Hij een zevenvoudig wee over hen uitroepen en hen publiekelijk dwazen en blinden noemen, vol van geveinsdheid en onge- rechtigheid (Matth. 23:14,28).

Van de sadduceeën lezen we één keer dat ze met een strikvraag tot Jezus kwamen. Op dezelfde dag als waarop de farizeeën geprobeerd hadden Hem in Zijn rede te vangen (Matth. 22:15,23). De Heere had die farizeeën de mond gestopt. Het was koren op de molen van de sadduceeën geweest! Het moedigde hen aan ook eens een vraag aan Jezus voor te leggen. Een vraag waar- mee zij de farizeeën klem hadden gezet.

Een vraag die volgens hen bewees dat de opstanding der doden onmogelijk waar kon zijn.

Ze rekenden op een dubbele overwinning. Konden de farizeeën Jezus niet in verle- genheid brengen, hen zou het wél lukken. Nu zou blijken dat de leer van de opstan- ding der doden onzin was en Jezus’ gezag onder het volk zou afnemen. Het liep op het tegendeel uit: óók de sadduceeën werd de mond gestopt.

Leviraats- of zwagerhuwelijk

Voor de sadduceeën had alleen de wet - de vijf boeken van Mozes - bindend gezag. De vraag die zij de Heere stelden, ging uit van het leviraats- of zwagerhuwelijk, zoals Mozes daarover geschreven had in Deuteronomium 25:5-10. Stierf in Israël een gehuwd man en had hij geen zoon, zijn naam was vergaan en zijn erfdeel ging over naar een ander geslacht.

Voor de gelovige Israëliet was het uitwen- dige het beeld van het geestelijke. Sterven zonder een zoon na te laten, was een ont- zaglijke zaak: de gestorvene was door God afgesneden van de beloften aangaande de komende Messias. Hij had geen deel aan het eeuwige erfdeel, het hemelse Kanaän. Over hem heerste het vonnis van de dood, hij was uitgeroeid uit Israël.

Zijn weduwe mocht hertrouwen, maar niet met iemand buiten de familie van haar overleden man. Integendeel: diens onge- huwde broer moest haar tot vrouw nemen en zijn broeder zaad verwekken. ‘En het zal geschieden dat de eerstgeborene dien zij zal baren, zal staan in den naam van zijn broeder, van de verstorvene; opdat zijn naam niet uitgedelgd worde uit Israël’ (Deut. 25:6).

Die broer van de verstorvene was de losser. Door te doen wat in deze liefde- wet was bepaald, werd de dood een perk gezet: het geslacht dat afgesneden was, zou niet ophouden te bestaan maar léven. Zeker, die broer kon een huwelijk met de weduwe weigeren en zeggen: ‘Het bevalt mij niet haar te nemen’. Maar die liefde- loosheid zou hem als een schandelijk daad worden aangerekend (Deut. 25:7-10).

Alle ceremoniële wetten zijn in Christus vervuld en gelden voor de nieuwtestamen- tische gemeente niet meer. Maar ze zijn vol van lering! Alles wijst immers naar dé Losser, Die de dood heeft tenietgedaan en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht heeft gebracht (2 Tim. 1:10). En dat voor een geslacht dat zich de eeuwige dood waardig heeft gemaakt. (wordt vervolgd)


‘En tot Hem kwamen sommigen der sadduceeën, welke tegensprekende zeggen dat er geen opstanding is, en vraagden Hem, zeggende: Meester, Mozes heeft ons geschreven: Zo iemands broeder sterft, die een vrouw heeft, en hij sterft zonder kinderen, dat zijn broeder de vrouw nemen zal en zijn broeder zaad verwekken’.

Lukas 20:27,28

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 april 2022

De Saambinder | 20 Pagina's

Sadduceeën de mond gestopt

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 april 2022

De Saambinder | 20 Pagina's