Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vraag over zeven broers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vraag over zeven broers

De sadduceeën legden aan de Heere Jezus een absurd geval voor. Ze suggereerden dat het werkelijk was gebeurd, maar dat is nauwelijks denkbaar. Alles wijst er ook op dat ze het verzonnen hebben (Matth. 22:15).

4 minuten leestijd

‘Er waren nu zeven broeders; en de eerste nam een vrouw, en hij stierf zonder kinderen. En de tweede nam die vrouw, en ook deze stierf zonder kinderen. En de derde nam dezelve vrouw, en desgelijks ook de zeven, en hebben geen kinderen nagelaten, en zijn gestorven. En ten laatste na allen stierf ook de vrouw. In de opstanding dan, wiens vrouw van dezen zal zij zijn? Want die zeven hebben dezelve tot een vrouw gehad’. Lukas 20:29-33

De vraag van de sadduceeën gaat over zeven broers. De eerste trad in het huwelijk, maar stierf zonder kinderen. Daarna werd de weduwe gehuwd door de tweede en ook deze stierf zonder kinderen. ‘En de derde nam dezelve vrouw, en desgelijks ook de zeven, en hebben geen kinderen nagelaten, en zijn gestorven. En ten laatste na allen stierf ook de vrouw’ (Luk. 20:31,32).

Spotboeven

Duidelijk is dat de sadduceeën met hun vrome praatjes grof bezig waren. Dat het getal zeven in theologische disputen veel werd gebruikt om een volkomen zaak aan te geven, verontschuldigt hen niet. Ze hadden immers hun vraag evengoed kunnen stellen als zij het geval hadden beperkt tot twee mannen. Uit de overdrij- ving bleek hun kwaadaardige bedoeling en hun lompheid - alsof de dood, het weduw- schap en kinderloosheid onderwerpen zijn waarover zonder ernst gesproken mag worden.

Vooral: ze openbaren zich als volko- men vreemd van het leven der genade. Onbekend met een rechtvaardig God wisten ze niet wat het was Hem recht en gerechtigheid toe te schrijven. En vreemd van het welbehagen Gods in de grote Losser, was het Evangelie voor hen volko- men bedekt.

Indrukloos, goddeloos en spottend stelden zij hun strikvraag aan de Heere Jezus, de Reine van hart. Geveinsd noem- den zij hem Meester. Het toneelspel was tastbaar. O, ontzettende blindheid en hardheid!

In de opstanding dan...

‘In de opstanding dan, wiens vrouw van dezen zal zij zijn? Want die zeven hebben dezelve tot een vrouw gehad’ (Luk. 20:33). Het heeft ongetwijfeld uitdagend en triomfantelijk geklonken. Het was toch - meenden ze - overduidelijk dat de leer over de opstanding der doden dwaas en onhoudbaar is. Onmogelijk kon die vrouw in de morgen der opstanding gehuwd zijn met zeven mannen. Maar wie zou ze dan wél toebehoren?

De sadduceeën zullen er met de farizeeën hevig over bezig geweest zijn. Zou ze de vrouw zijn van degene met wie ze het langst gehuwd was geweest, of van wie ze het meest had gehouden? Of kwam ze weer haar eerste man toe? Maar nee, dat mocht volgens de wet van Mozes niet. Had dan misschien haar laatste man de meeste rechten? Maar dat gaf evenmin een oplossing want ook die was gestorven zonder kinderen. ‘In de opstanding dan, wiens vrouw van dezen zal zij zijn?’ De farizeeën waren er niet uitgekomen. Wat zal Jezus zeggen?

Gij dwaalt...

De evangelist Mattheüs deelt ons mee dat de Heere Zijn antwoord begon met te zeggen: ‘Gij dwaalt, niet wetende de Schriften, noch de kracht Gods’ (Matth. 22:29). Dadelijk liet Hij hen dus weten dat ze op een vreselijke wijze aan het dolen waren. Hij wees hen er op dat zij de Schrif- ten niet wisten. Wel namen ze voor hun uitgangspunt een voorschrift van de wet van Mozes, maar ze verstonden die niet. Ze meenden scherpzinnig te zijn maar het ontbrak hen aan het noodzakelijke inzicht. En dat ging gepaard met ontzettend onge- loof aangaande de kracht Gods, waardoor de Almachtige doden levend maakt en op de jongste dag miljarden doden levend zal maken. Maar nu hoorden zij het scherpe woord: Gij dwaalt, want wie de Schriften kent en de kracht Gods, zou zo'n dwaze vraag niet stellen.

Daar staan ze dan, die sadduceeën. Dít hadden ze niet verwacht. In eigen oog waren ze respectabele theologen. Jezus’ woord was voor hen dan ook als een zweepslag. Het spotlicht in hun ogen doofde, een schaduw gleed over de gezichten en met gespannen aandacht wachten ze af wat de Heere verder zou zeggen, gereed om Hem tegen te spreken.

In Zijn antwoord betrekt de Heere het volgende:

1. De toekomende, zalige staat van Gods kinderen waarin geen sprake is van huwelijken.

2. Een ernstige waarschuwing voor de sadduceeën. Blijven zij dolen, niet wetende de Schriften, noch de kracht Gods, ze zullen eeuwig omkomen.

3. Het wonder van vrije genade – het maar van ‘s Vaders welbehagen (vers 35).

4. Een punt van overeenkomst tussen de engelen en de gezaligden.

5. De volkomenheid van het kindschap en de zaligheid van Gods kinderen.

6. De zekerheid van de opstanding der doden en dus de zekerheid dat de mens een ziel heeft die bij het sterven niet verdwijnt maar blijft.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 2022

De Saambinder | 20 Pagina's

De vraag over zeven broers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 2022

De Saambinder | 20 Pagina's