Deze eeuw en die eeuw
In Zijn antwoord aan de sadduceeën wijst de Heere Jezus op een aantal zaken waarmee Hij hen de mond stopt. Vier daarvan gaan we in dit artikel na.
‘En Jezus antwoordende zeide tot hen: De kinderen dezer eeuw trouwen en worden ten huwelijk uitgegeven; maar die waardig zullen geacht zijn die eeuw te verwerven en de opstanding uit de doden, zullen noch trouwen noch ten huwelijk uitgegeven worden. Want zij kunnen niet meer sterven, want zij zijn den engelen gelijk’. Lukas 20:34-36a
U sprak, sadduceeën, over het sprak, sadduceeën, over het leviraatshuwelijk, over de voort- zetting van een geslacht als een man zonder kinderen sterft. Zeker, het huwelijk is algemeen onder de mensen. Zij trouwen en worden ten huwelijk uitge- geven opdat er nakomelingen zouden zijn. Wel maait de dood geslacht na geslacht af, maar het menselijk geslacht zal blijven tot de jongste dag toe. Zo gaat het in ‘deze eeuw’ (vers 34), in deze aardse bedeling, die duurt tot de laatste dag.
1. Een groot verschil tussen deze eeuw en die eeuw
Maar er is nóg een eeuw, namelijk ‘die eeuw’ (vers 35): de toekomende, na de jongste dag, na de opstanding uit de doden. U wilt daar niet aan, u loochent die eeuw. Dat komt omdat u de Schriften niet weet, noch de kracht Gods. Die eeuw zal namelijk heel anders zijn dan deze tegen- woordige eeuw.
U bent van mening, evenals de farizeeën, dat er in de toekomende eeuw een herstel- ling zal zijn van de vroegere aardse staat. Een veredelde herhaling waarin de oude betrekkingen en verhoudingen worden voortgezet. Maar dat is onjuist, u dwaalt. De mannen zullen namelijk in die eeuw niet trouwen en de vrouwen niet ten huwelijk uitgegeven worden. Er zullen geen huwe- lijken zijn, er zal geen nageslacht meer bijkomen.
Dan zal ook de wet over het zwagerhuwe- lijk niet meer gelden. De vraag die u Mij voorlegt - van wie die vrouw zal zijn - is dan ook niet aan de orde. U hebt een probleem dat er niet is.
2. Eeuwig wel of eeuwig wee
Met ‘die eeuw’ wordt in het bijzonder de zalige staat van Gods kinderen na de opstanding bedoeld. Het eeuwige leven en de onuitsprekelijke heerlijkheid die zij naar ziel en lichaam deelachtig zullen zijn. ‘Die eeuw’ zullen niet alle mensen verwerven; ook niet alle nakomelingen van Abra- ham. Integendeel, er zal ten jongsten dage tweeërlei opstanding zijn. Een opstanding des levens en een opstanding der ver- doemenis (Joh. 5:29). Die laatste is wel opstanding, maar tegelijk een ingaan in de eeuwige pijn (Matth. 25:46), een verzinken in het eeuwige verderf.
Dit waren ernstige waarschuwende woor- den voor de sadduceeën, die de eeuwige staat van de mens loochenden. De Heere wil zeggen: Vreselijk zal het voor u zijn als u op de oordeelsdag zal móeten geloven dat u gedwaald hebt, niet wetende de Schriften noch de kracht Gods.
3. Uit louter genade
‘Maar die waardig zullen geacht zijn die eeuw te verwerven en de opstanding uit de doden...’ (Luk. 20:35). De Heere spreekt hier teer, woorden die een schrille tegen- stelling vormen met de duivelse taal van de sadduceeën. Er is een ‘maar’. Er is een volk dat zal waardig geacht zijn die eeuw te verwerven. Het zijn Gods kinderen, voorwerpen van ‘s Vaders liefde, verkoren ten eeuwigen leven.
Jezus zal in die eeuw Zijn bruid volmaakt bezitten. Hij is in de wereld gekomen om voor haar te betalen; de meerdere Boaz zal haar Losser zijn.
U spot er mee, sadduceeën, u wilt er niet van weten. Maar Ik zal hen opwekken ten uitersten dage. ‘Zij zúllen die eeuw ver- werven door de opstanding uit de doden’. Daartoe waardig geacht door eeuwige liefde, uit vrije gunst. Daartoe geschikt gemaakt door herscheppende genade - heilig en rechtvaardig, onsterfelijk, onver- derfelijk, met Mij verheerlijkt.
Die zullen waardig geacht zijn... O eeuwig wonder voor degenen die in deze eeuw met hart en mond leren belijden: ik ben niet waardig Zijn schoenriem te ontbinden of dat Hij onder mijn huisdak inkomt.
4. De engelen gelijk
Vervolgens spreekt de Heere ook over de engelen. Daarmee laat Hij de sadduceeën weten dat zij wel halsstarrig kunnen ont- kennen dat de engelen het eeuwige leven hebben, maar dat zij ook dáárin dwalen. Er zijn ontelbaar veel engelen. En dege- nen die waardig zullen geacht worden die eeuw te verwerven en de opstanding uit de doden, zullen de engelen gelijk zijn – dat is letterlijk ‘de gelijken van de engelen’. Mattheüs schrijft: ‘als engelen Gods’ (Matth. 22:30). Niet dat Gods kinde- ren een engelennatuur zullen ontvangen. Nee, zij zullen mensen blijven, ziel en lichaam verenigd. Maar de Heere wijst op een bepaald punt van overeenkomst. De engelen verminderen en vermeerderen niet in getal – zij sterven niet en huwen niet. In dat opzicht zullen Gods kinderen hun gelijk zijn. Het huwelijk vervalt in ‘die eeuw’, er zal geen nageslacht meer komen: ook het getal van de gezaligden is vol en blijft gelijk.
Zij sterven niet en huwen niet, ‘want zij zijn de engelen gelijk’ (vers 36a).
(wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 mei 2022
De Saambinder | 20 Pagina's