Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onderwezen door Brahé (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onderwezen door Brahé (3)

6 minuten leestijd

In dit derde en laatste artikel luisteren we opnieuw naar het lange voorwoord van Jan Jacob Brahé op zijn boek ”Ethans onderwijzing in de negenentachtigste psalm”.

Kan een mens bij deze leer lijdelijk worden? Dat mogelijke verwijt neemt Brahé ernstig. Hij wil die verdenking ten enenmale wegnemen, want dode ongevoeligheid, vleselijke gerustheid en werkeloosheid, dat is nooit een werk van Boven. De Geest des levens (als eerste oorzaak) wekt werkzaamheden op (als tweede oorzaak).

Er is nog iets hardnekkigs dat deze ver- bondsleer lijkt aan te kleven. Het wezen van het genadeverbond staat onder de beheersing van de verkiezing. Dat zou de weg blokkeren om het Evangelie aan allen die onder de bediening van het genade- verbond leven, vrijmoedig te prediken, en de zaligheid in Christus algemeen aan te bieden, zonder aanzien des persoons. Dit is een hardnekkig verwijt, sinds Brahé tot op de dag van vandaag. Ook al zou er aanleiding toe gegeven kunnen worden, toch mag deze waarheid op geen enkele manier in twijfel getrokken worden. Het is immers de opdracht van Christus Zelf om het Evangelie aan álle creaturen te prediken.

Dordrecht

Vervolgens verwijst Brahé naar de Dordtse Leerregels. De Dordtse vaderen volgen het evenwichtige spoor tussen ver- kiezing en verantwoordelijkheid. Vergelijk bijvoorbeeld hoofdstuk II, de paragrafen 3 en 5, maar met hoofdstuk II, paragraaf 8. Zij maken de hoorders niet wijs dat Chris- tus het Verbondshoofd van allen is, en dat ze dat maar moeten geloven. Wel prediken ze aan allen een Christus Die ze nodig hebben en die ze zoeken moeten door de ontdekking van hun ellendestaat bij Hem te brengen, bij Hem Die zo gepast en genoegzaam is voor allen, zelfs voor de grootste der zondaren.

We kunnen nooit een te grote en te volle Christus prediken. Hij is gewillig om Zich voor vloekwaardige zondaren in de bres te stellen. Zijn gewilligheid kan dus nooit te groot noch te lieflijk worden uitgemeten! Wij prediken algemeen een Christus aan allen die ons horen. Niemand mag denken van deze aanbieding uitgesloten te zijn. De mens moet van alle eigen werken en geschiktheden worden afgetrokken, opdat hij gaat zien dat de voorwaarden van Gods verbond niet in onszelf te vinden zijn, maar in de Borg alleen. Dan verliest de hoogmoedige natuur het eigen ‘ík’ en het benauwde gemoed verliest het ‘ik durf niet’. Ons geloven is geen recht, maar een plicht. Vandaar Johannes 3 vers 36: ‘Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem’. Wij prediken Christus tot wijsheid (Zondag 6). Hij is een volko- men Zaligmaker, Die we onszelf niet op verkeerde gronden moeten toe-eigenen. Wij prediken Christus, zowel aan ver- worpenen als aan verkorenen, omdat we daartoe de opdracht hebben gekregen, en omdat we niet in Gods verborgen raad hebben ingezien. Wij hebben evenmin de opdracht om Christus pas aan te bieden als zondaren naar onze opvatting diep genoeg vernederd zijn. Wee, als we deze welmenende aanbieding verwerpen!

Waarom zo uitvoerig?

Op pagina 36 van zijn Voorwoord laat Brahé de lezer een vraag stellen: Waarom bent u hierover zo uitvoerig? Het ant- woord is dat de verbondsleer van zo wezenlijk belang is voor het evenwicht in de prediking. Dat leren we ook helder in Psalm 89. Christus is gegeven tot een ‘Verbond des volks’, de enige grondslag van de prediking. Met zorg waarschuwt hij voor hoogdravende speculaties, en voor een praktijk en een bevinding waarin het grote hoofdstuk ‘Christus’ ontbreekt of te weinig naar voren komt.

Tijdens de overdenking van Psalm 89 had Brahé een persoonlijke zegen ervaren en onderwijs voor zijn ziel ontvangen. De Bijbelse genadeleer dreef hem. Dit Voorwoord heeft meer het karakter van een commentaar dan van een preek. En toch zijn deze 44 bladzijden zo nuttig, tot lering, tot weerlegging, tot verbetering en onderwijzing.

Brahé wilde ruimte laten voor stille over- denking. Daarom gaf hij geen lange citaten van anderen, noch een etalering van eigen geleerdheid. Hij wilde ook niet iets nieuws voorstellen, want het oude was beproefd gebleken.

In Psalm 89 gaat het om de Persoon van Christus en Zijn Koninkrijk, door David afgebeeld. Brahé had zich op beschei- den wijze vanuit het oorspronkelijke Hebreeuws gefundeerd, met groot res- pect voor de woordelijke inspiratie van de Heilige Geest. We moeten immers teer omgaan met de woorden van de Geest, waarvan Gods eer en het behoud van de uitverkorene afhankelijk zijn.

Tot hoop en nut

Brahé besluit zijn Voorwoord met de hoop dat de lezer ‘in deze mijn gebrekkige arbeid iets nuttigs mag vinden tot eigen voordeel’. Met Ethans onderwijzing wil hij Gods Kerk onderwijzen tot zaliging van uitverkoren schepselen. Want de genade en de waarheid zijn door Christus gewor- den. Alles wat we tot rust van ons hart nodig hebben, komt van Hem. Zeker in een tijd waarin velen in slaap zijn gesust, verward en misleid zijn. Losheid in de leer gaat gepaard met losheid in het leven. Waar openbaart zich de geloofspraktijk en de godzaligheid? Beschouwing van de waarheid brengt ons daar niet. Laten we het goede pand der waarheid in ons hart bewaren! En naarstig zijn in de gezonde leer en in de heilige wandel. Slechts Chris- tus‘ gerechtigheid zal voor de troon des gerichts kunnen bestaan. Dan zullen de welmenende aanbiedingen van genade en de zaligheid in Christus omhelsd worden en in de Verbondsgod worden geroemd, vasthoudend aan het eeuwig verbond dat in alles wel verordineerd is. Brahé zegt nog tot slot: ‘Dat gunne u en mij de enige en drie-enige God, de onuitputtelijke Bron van waarheid en liefde! Het zij alzo!’

Zo hebben we onbevangen willen luis- teren naar Jan Jacob Brahé, naar deze stem uit 1765. Het was de eeuw van de Verlichting, waarin zo veel in de kerk aan het schuiven ging, met alle gevolgen van dien, tot in onze tijd toe. Het moge dui- delijk zijn dat de onderscheiding tussen het wezen en bediening van het genade- verbond niet een ‘verenging’ van ds. G.H. Kersten is, maar een trouwe weergave hoe beproefde gereformeerde vaderen dat ons ook al voorhielden. Met als hel- dere les, dat de eenzijdigheid van Gods verkiezende genade nooit in mindering hoeft te komen op de welmenendheid van de prediking. Anders gezegd: wan- neer we geestelijk in lijn blijven met onze Dordtse Leerregels, blijven verkiezing en verantwoordelijkheid in een harmonieus Bijbels evenwicht. (slot)

PS. Bij een latere gelegenheid willen we inhoudelijk nog eens terugkomen op de zaken die over de prediking gezegd zijn. Brahé schreef zijn boek in de eeuw van de Verlichting. God stond niet in het middelpunt, maar de mens. De menselijke rede bepaalde wat waar is, in de Schrift en dus ook in de prediking. Dat is merkbaar!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 december 2022

De Saambinder | 20 Pagina's

Onderwezen door Brahé (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 december 2022

De Saambinder | 20 Pagina's