Tijd om de HEERE te zoeken

Er zijn weinig dingen zo erg als wanneer een vrouw of een man overspel bedrijft. En dát is nu de voortdurende levenspraktijk van het volk Israël. Ze dansen en springen maar rondom de afgodsbeelden. Ze danken de Baäl voor de weldaden die de Heere hun geschonken heeft. Dat noemt de Heere geestelijke hoererij.

Ook vandaag gebeurt dat nog. Vlak bij Gaza in Israël dansten een paar duizend jongeren rond een afgodsbeeld. Ziet u gelijkenis tussen Gods oordelen in het Oude Testament en die van onze dagen? Wat zou het een wonder zijn als dat oude bondsvolk op de knieën zou komen en het voor God zou gaan verliezen. Maar dat geldt ook voor ons. Wat zou het een wonder zijn als wij door genadige ontdekking aan het wereldse van ons bestaan voor God in het stof zouden komen. Wat is het nodig om, verlicht door Gods Geest, onze zonden te zien en te leren belijden: Wij hebben gezondigd. Wij hebben gedaan wat kwaad is in Gods oog. Want het is ons bestaan van nature om net als het volk Israël in de dagen van Hoséa op te gaan in de dingen van deze tijd. Bent u en ben jij al in de schuld voor God gekomen, roepend om genade?

Dwaas en onzinnig

In de verzen die volgen in Hoséa 9 lezen we hoe de Heere Israël bedreigt. In vers 6 lezen we dat de stad Mof (dat is de Egyptische stad Memphis) voor velen een begraafplaats zal worden. Ondanks al die bedreigingen zegt het volk (vers 7) dat de profeet Hoséa een dwaas is, zelfs dat hij onzinnig is.

Laten we nog weer de toepassing mogen maken: hoe reageren wij op de bedreigingen die vanuit Gods Woord tot ons komen? Wat leggen we die bedreigingen gemakkelijk naast ons neer. Zou het niet rechtvaardig zijn als de Heere ook in ons leven zou komen met de roede en bittere tegenheên?

In Hoséa 9 lezen we dat Israël, hier Efraïm genoemd, nog wel godsdienstig is. Er is in die dagen zelfs nog een groot aantal Israëlieten dat best wel godsdienstig wil zijn. Vervolgens lezen we daarvan in Hoséa 10:11: ‘Dewijl Efraïm een vaars is, gewend gaarne te dorsen…’. De kanttekenaren zeggen daarover dat Efraïm graag als een jonge koe het koren treedt. Efraïm wil wel dorsen, maar liefst zonder een juk op de hals, want dan kan zo’n dier ondertussen nog van het gedorste koren eten.

Welnu, dát is ook ons bestaan van nature. Wij willen, naast ons overspelige bestaan, best nog wat godsdienstig zijn. Maar dat moet dan wel wat gemakkelijk gaan, dat mag niet al te veel inspanning en moeite kosten. De natuurlijke mens wil wel in God geloven, maar dan alleen wanneer het voor ons vlees gemakkelijk en aangenaam is.

Ploegen en eggen

De Heere zegt tot Efraïm: ‘Zo ben Ik over de schoonheid van haar hals overgegaan; Ik zal Efraïm berijden, Juda zal ploegen, Jakob zal voor zich eggen’ (Hos. 10:11). De kanttekenaren zeggen dat de Heere een juk gaat opleggen. En onder dat juk zal er zware arbeid verricht moeten worden. Het ware geloof zal alleen tot stand komen door ploegen en eggen.

Geliefde lezer, zien we wat de Heere hiermee tot ons wil zeggen, vooral tegen allen die een bepaalde verantwoordelijkheid dragen? Hij spreekt hier tot ouders ten opzichte van hun kinderen, tot ambtsdragers ten opzichte van hun catechisanten, tot leerkrachten ten opzichte van hun leerlingen. Wat de Heere hier zegt is dit: U moet onder het juk Gods het noodzakelijk zware werk verrichten. U moet die jonge harten ploegen en eggen. Want zonder dat ploegen en eggen kan het zaad van het Evangelie niet in de akkers van hun leven indalen. We moeten onze jongeren eerlijk confronteren met Gods heilige wet. We moeten de ploeg van Zijn wet door hun zielen trekken en hen bepalen bij hun zonde, schuld en verlorenheid. We moeten de akkers van hun leven ook eggen, opdat hun hart en leven een weltoebereide akker zal worden. Want zo alleen komt er plaats voor het Evangelie van vrije genade. Zo alleen komt er plaats voor Hem Die Zich gaf in deze wereld om zalig te maken dat verloren is.

Hoséa zegt: ‘Zaait u tot gerechtigheid, maait tot weldadigheid; braakt u een braakland; dewijl het tijd is den HEERE te zoeken’ (Hos. 10:12). De profeet bedoelt: behandel elkaar toch eerlijk. Zeg eerlijk wat het wel is en wat het niet is. Dan alleen kunt u vrucht verwachten. Natuurlijk is het werk van Gods Geest nodig bij die inspanning van ouders, leerkrachten en ambtsdragers, zodat dat werk tot een zegen zal zijn. Maar dat ontslaat ons niet van onze taak onder dat opgelegde juk van de Heere onze verantwoordelijkheid te nemen.

Geliefde lezer, wees eens eerlijk: Zijn we van nature niet allemaal zo? Zijn we niet als de vaars bij Hoséa? We willen wel dorsen (geloven), maar dan alleen het aangename. We willen op zondagochtend best naar Gods wet horen, maar niet dat nauwe leven bij Gods geboden en inzettingen.

Vrienden, neem dit juk op u. Aanvaard het juk en leer ploegen en eggen. Zonder dat komt er geen plaats voor het Evangelie van vrije genade. Alleen onder de eis van Gods wet zal Christus, Die om verloren zondaren te verlossen Zelf onder de wet wilde komen, pas echt waarde krijgen. Juist in deze weg wordt het Evangelie van vrije genade, door de werking van Gods Geest, zo’n onbegrijpelijk groot wonder.

Neem het onderwijs uit Hoséa ter harte: Laat u met God verzoenen. ‘Het is tijd om de HEERE te zoeken’.

... dewijl het tijd is de HEERE te zoeken.

Hoséa 10:12b

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen