De stem van de Herder
Het wordt soms zo gedachteloos uitgesproken: ‘Na de Goede Vrijdag volgt een zekere Paasmorgen’. En ook: ‘Het welbehagen zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan’. Dit ís ook wel degelijk waar, maar het is even goed waar dat voor dit wonder de ogen (weer) moeten worden geopend.
De Heidelbergse Catechismus heeft dit treffend verwoord in Zondag 17 (vraag en antwoord 45: ‘Wat nut óns de opstanding van Christus?’ En dan luidt het antwoord: ‘Ten eerste heeft Hij door Zijn opstanding de dood overwonnen, opdat Hij óns de gerechtigheid, die Hij door Zijn dood óns verworven had, kon deelachtig maken. Ten andere worden ook wíj door Zijn kracht opgewekt tot een nieuw leven. Ten derde is óns de opstanding van Christus een zeker pand ónzer zalige opstanding’.
Luther zegt dan heel treffend: ‘Op dat wíj en óns komt het nu precies aan; dat zouden we ook wel aan Maria Magdalena kunnen vragen’.
Gemis en smart
Na de Goede Vrijdag is het op Golgotha´s heuvel stil geworden. Na de sabbat was er echter in het leven van haar, uit wie de Heere Jezus zeven duivelen had uitgeworpen, geen rust. En dat terwijl Hij haar zo innig lief was geworden. Haar eerste gang is naar de plaats waar haar Liefste was neergelegd. Alle bezwaren ten spijt gaat zij naar Jozefs hof. Zelfs de boden uit de hemelse gewesten kunnen haar niet vertroosten, noch haar gemis en smart wegnemen.
Haar gang is dus naar het graf. Om der zonden wil zijn er op deze wereld de graven gekomen. ‘Ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven’. Deze diepe vernedering nam Christus op Zich als het geheel enige Zoenoffer in Wie de Vader al Zijn welbehagen had. Maar deze Herder is geslagen, en de schapen zijn verstrooid, opdat Hij zou vervullen: ‘Maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden’ (Zach. 13:7b).
Herder en schaap
Laten we eerst bezien Wie het is Die hier spreekt: ‘Vrouw, wat weent gij?’ Het is immers van het grootste belang te weten wie de persoon is achter een boodschap. Het is in het natuurlijke leven nogal een verschil van wie we een boodschap ontvangen. Laat staan als het gaat om de nood van onze ziel! De enige Herder Zelf komt hier Zijn wenend schaap opzoeken. Liefdevol en teer klinkt het haar tegen: ‘Vrouw, wat weent gij?’ Ook van Maria geldt immers het psalmwoord: ‘Gelijk een schaap heb ik gedwaald in ‘t rond, dat onbedacht zijn herder heeft verloren’.
Onbedacht, want de Schrift had het duidelijk voorzegd: Hij zou ten derden dage opstaan. Maar wat doet nu deze trouwe en liefdevolle Herder? Hij zoekt haar Zelf op. Hij ziet de tranen wel die zich een weg banen over haar wangen. Hij kent haar smarten zo diep!
Er volgt nog een tweede vraag: ‘Wien zoekt gij?’ Zou Hij niet weten waar het haar om te doen is? Zou Hij niet peilen de smart in het hart van Zijn schaap? Terwijl Maria hier staat en haar oog heeft geslagen op het graf, gaat de Herder het openbaren: ‘Ik leef en gij zult leven’. Het is dus echt van het grootste belang om eerst te overdenken Wie hier spreekt.
Liefde en ontferming
Terwijl Maria Magdalena niet anders kan zeggen dan: ‘Omdat zij mijn Heere weggenomen hebben, en ik weet niet waar zij Hem gelegd hebben’, zijn ‘s Heeren ogen vol liefde en ontferming op haar geslagen. Als zij wordt omringd door tegenspoed en bezwijken moet, schenkt Hij haar leven. Dan gaat Hij als de Levensvorst haar afgematte ziel vertroosten en haar tranen afwissen. Als Maria haar ziel uitstort voor Hem, is Hij bezig om ook voor haar waar te maken: ‘Hij zal haar haters wijd en zijd, verjaagd, verstrooid doen zuchten’. Daarom zal het ook voor haar waar worden: ‘Maar ´t vrome volk, in U verheugd, zal huppelen van zielenvreugd, daar zij hun wens verkrijgen’. Nu echter staat er op Paasmorgen nog een wenende Maria. Ze is in haar gemis niet te troosten. Kom, lezer(es), kent u iets van dít wenen en van dít gemis? Al zouden alle discipelen het Maria voorhouden dat haar Heere is opgestaan, al maken alle hemelingen het haar bekend, ze is ontroostbaar.
Mededogen en ontferming
Maria meent dat de Persoon Die hier spreekt de hovenier in Jozefs hof is. Wat is Gods Woord toch rijk in onderwijs. Het is tot troost voor zo’n wenende en missende ziel als het waar mag worden: ‘Ik heb het zelf uit Zijn mond gehoord’. Dat is wat Maria Magdalena behoeft. Die Persoon alleen kan haar vertroosten en zál haar ook troosten. Zie maar wat er op haar verwarde spreken volgt. Waar zij denkt met de hovenier te spreken, is het juist de goede Herder Zelf. Waar zij zelfs nog meent zich wel over een dode Meester te moeten en kunnen ontfermen, ziet deze Herder in mededogen en ontfermen reeds op haar neer. Als Christus Zelf in Johannes 10 het beeld van de herder gebruikt, dan lezen we: ‘En hij roept zijn schapen bij name, en leidt ze uit’. En ook: ‘… overmits ze zijn stem kennen’. Hoeveel te meer wordt dat hier op de Paasmorgen waar. In vers 16 klinkt de stem van de Herder: ‘Maria’. Direct hoort het schaap de stem van haar Herder en dan lezen we: ‘Rabbouni, hetwelk is gezegd: Meester’.
Dat ogenblik is niet in woorden uit te drukken, dat is alleen te beleven. Zou de Herder niet weten wat Zijn schaap nodig heeft? Hij weet het veel beter en zoekt Zelf zijn omdolende schapen. Gelukkige Maria Magdalena. Gelukkig volk, dat net als zij mag ervaren: ‘Gij hebt mijn weeklacht en geschrei veranderd in een blijde rei’. En dat ín en dóór de Vorst van Pasen.
Vrouw, wat weent gij? Wien zoekt gij?
Johannes 20:15a.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 maart 2024
De Saambinder | 24 Pagina's