Van Heidelberg naar Westminster
In het troostboek uit Heidelberg is ons veel gegeven. In een tijd waarin ieder maar uit de Schrift neemt wat hem/ haar goeddunkt, kunnen we op ons troostboek niet zuinig genoeg zijn.
Onze liefde voor de Heidelberger moge ook blijken uit de manier waarop we dit Schriftgebonden onderwijs overdragen aan de jonge generatie. Van het begin tot het einde biedt deze catechismus de kerk al eeuwenlang onderwijs en troost. Aan het einde houdt de Heidelberger ons de uitleg van het volmaakte gebed voor. In de Zondagen 45 tot 52 krijgen we immers gebedsonderwijs, want het leven der genade wordt gestempeld door het gebod en het gebed. Graag willen we dit met elkaar delen.
De catechismusprediking vraagt steeds weer om zorgvuldige voorbereiding. Bij het zoeken naar nieuwe bronnen stuitte ik op de verklaring van het ‘Onze Vader’ in de Grote Catechismus van Westminster. *)
Heidelberg en Westminster
Wat doet het goed om de wezenlijke overeenstemming tussen Heidelberg (1561) en Westminster (1643) vast te kunnen stellen. Dat kan ook niet anders, gezien de trouw waarmee naar de Schrift wordt geluisterd. Dat blijkt uit de talrijke Schriftverwijzingen, maar ook uit de warme, bevindelijke toon van beide geschriften. Laat niemand mij vragen aan welke van de twee ik meer gehecht ben. Dat is eenzelfde vraag als of ik meer van mijn vrouw of van mijn dochter houd. Het is niet erg om te constateren dat ze niet allebei precies hetzelfde zijn.
Tussen beide catechismi is wel enig verschil waar ik graag op wil wijzen. Dat betreft de wijze waarop de Westminster iedere keer de uitleg van elk van de zes beden begint. Voordat wordt verklaard wat we in elke bede vragen, begint de Westminster met: ‘In deze bede erkennen wij…’. Het gaat hier om de erkentenis van onze schuld en zonde. Wanneer we het ‘Onze Vader’ bidden, belijden we dus allereerst schuld. Als deze zelfkennis in het licht van Gods volmaaktheden onze levenspraktijk is, zullen we het volmaakte gebed niet zo gemakkelijk misbruiken, laat staan zielloos afraffelen. Het vraagt om de doorléving van de woorden. Wéten we wat we zeggen? Verstaan we wat we bidden?
Woorden en zaken
Van elk van de zes beden laten we nu volgen hoe de uitleg begint. Het vraagt om aandachtige overdenking, al lezend, hopelijk vervolgens al biddend. Het gaat om het volmaakte gebed dat slechts Eén ons kan leren. Hij Die wél kan bidden, en Die ons de woorden wil voorzeggen en de zaken wil voorbidden. Dat wil Hij doen voor mensen die niet weten te bidden gelijk het behoort, die steeds niet verder komen dan: ‘Heere, leert U ons bidden’, leert U ons zó bidden, uit de diepte van onze ellende en van verootmoediging. Lees maar mee.
Wij erkennen
In de eerste bede, ‘Uw Naam worde geheiligd’, erkennen we de volslagen onmacht en onwil die in ons en in alle mensen aanwezig is om God op de juiste wijze te eren.
In de tweede bede, ‘Uw Koninkrijk kome’, erkennen we dat wij zelf en het hele menselijke geslacht van nature in de macht van de zonde en satan zijn. In de derde bede, ‘Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde’, erkennen we dat wij en alle mensen van nature geheel onbekwaam en onwillig zijn om de wil van God te kennen en te doen. Bovendien zijn wij geneigd om tegen Zijn Woord in opstand te komen, tegen Zijn voorzienige leiding te klagen en te murmureren en volkomen bereid te zijn om de wil van het vlees en van de duivel te doen.
In de vierde bede, ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’, erkennen we dat we in Adam en vanwege onze eigen zonde ons recht op alle uiterlijke zegeningen van dit leven hebben verspeeld. Het zou ons verdiende loon zijn als God ons die zegeningen geheel zou onthouden en ze tot een vloek zouden worden. Tegelijkertijd erkennen wij dat de uiterlijke zegeningen van dit leven op zichzelf niet in staat zijn om ons te onderhouden en ze ook niet onze eigen verdienste zijn. We hebben die zegeningen niet door onze eigen vlijt verkregen, maar zijn geneigd om ze op een onwettige manier te begeren, te verdienen en te gebruiken.
De vijfde bede luidt: ‘En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren’. Hierin erkennen we dat wij en alle andere mensen vanwege de erfzonde en onze daadwerkelijke zonde schuldig zijn, en daardoor voor Gods gerechtigheid schuldig staan. Wij, noch enig ander schepsel, kunnen op geen enkele wijze voor die schuld voldoening geven.
De zesde bede luidt: ‘En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze’. Hierin erkennen wij dat de meest wijze, rechtvaardige en genadige God met verscheidene heilige en rechtvaardige bedoelingen, alles zo kan besturen dat we aangevallen, gehinderd en voor een tijd bevangen kunnen worden door verzoekingen. We erkennen ook dat satan, de wereld en het vlees klaarstaan om ons krachtig te verleiden en ons in hun macht te krijgen. Zelfs nadat onze zonden vergeven zijn, zijn wij vanwege onze verdorvenheid, zwakheid en gebrek aan waakzaamheid vatbaar voor verzoekingen en stellen we ons daar gewillig aan bloot. Maar dat niet alleen, we zijn eveneens van onszelf niet in staat en niet bereid om die verzoekingen te weerstaan, daaruit op te staan en daarvan te leren en verdienen het om in hun macht gelaten te worden.
Steeds ellendiger
Misschien wilt u het nog eens lezen? Het gaat om het gebedsonderwijs in een puriteins belijdenisgeschrift dat wereldwijd onder de gereformeerden geliefd is. Zo leefden zij, zo baden zij. Het valt op dat ze, naar mate ze verder in het gebed komen, steeds meer aan God te erkennen hebben. Ze worden blijkbaar steeds leger en ellendiger. U ook?
*) Zie ”Gewogen woorden”, dr. A. Baars; uitg. De Banier, bladzijde 183-187.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 april 2024
De Saambinder | 24 Pagina's