Adventsverwachting vervuld
Het is Advent. Onder adventsverwachting verstaan wij het uitzien door de Kerk van het Oude Testament naar de Beloofde der vaderen. Die verwachting heeft ongeveer veertig eeuwen geduurd, van de eerste (moeder)belofte in het paradijs tot de komst van Christus in het vlees.
Nooit is in woorden uit te drukken wat een wonder dat komen van de Zoon van God naar deze wereld betekent. Laten we bedenken: niemand vroeg erom! Adam vroeg niet om een Middelaar toen hij al bevende voor God vluchtte in de struiken van Edens hof. En nooit in al die eeuwen die achter ons liggen, heeft ook maar één mens uit zichzelf verlangd naar de komst van de Middelaar. Dat is een ontzettende gedachte. Het is ook een verootmoedigende gedachte. De komst van Christus was het werk van de drie-ënige God, opgekomen in Zijn liefdeshart, voortgekomen uit Zijn welbehagen.
Het ging in Zijn komst in de eerste plaats om de verheerlijking van God Zelf. Dat is toch in al het werken Gods Zijn hoogste doel: Zijn eigen eer! En de eer van God sloot de zaligheid van de uitverkoren Kerk niet uit, maar in.
Woord der belofte
Christus zou nooit gekomen zijn als God het niet had gewild. Maar we moeten ook zeggen dat er nooit een adventsverwachting zou zijn geweest als God die niet Zelf had verwekt in de harten van de Zijnen. De adventsverwachting is dus ontstaan doordat de Heere Zijn belofte schonk. Dit Woord der belofte verwekte de adventsverwachting - maar dit Woord der belofte werd tevens voorwerp en grond van die verwachting. Een wondere wederkerigheid!
Zo is het nog. Wanneer de Heere in het hart van een mens het geloof verwekt, gebruikt Hij daar altijd Zijn Woord voor. Dat Woord geeft Hij levendmakende en zielsdoordringende kracht door er Zijn Geest aan te paren. Dan is dat Woord levend en krachtig en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard. Maar datzelfde Woord, dat als een middel in 's Heeren hand diende om het geloof te werken, wordt nu ook voor het geloof een fundament om zich op te gronden.
God heeft de adventsbelofte telkens weer vernieuwd. Tussen de moederbelofte (Gen. 3:15) en de aankondiging van Jezus' geboorte aan Maria door Gabriël (Luk. 1:35) liggen vierduizend jaar. Deze vernieuwing is echter niet een monotone herhaling; er is sprake van een steeds toenemende rijkdom en van een steeds helderder nauwkeurigheid. Al rijker wordt de belofte: het is als bij Abraham, aan wie de Heere eerst beloofde dat zijn zaad zou zijn als het stof der aarde en als de sterren des hemels. Sterren zijn schoner dan stof! Al nauwkeuriger ook wordt de adventsbelofte. Het gaat als van knop naar bloem en als van bloem naar vrucht. Wist Adam slechts dat het beloofde Zaad uit een vrouw zou worden geboren, Abraham wist dat de belofte door middel van Sara zou worden vervuld, en David wist dat de Beloofde zijn Zoon zou zijn.
Inhoud van de verwachting
De inhoud van de adventsverwachting is met één Naam samen te vatten: Christus. De vromen van het Oude Testament hebben een Persoon verwacht, niet maar een zaak. Zo liet Johannes de Doper aan de Heere Jezus vragen of Hij Degene was Die komen zou, of dat men nog een ander te verwachten had. En we lezen dat Filippus aan Nathanaël boodschapte: ‘Wij hebben Dien gevonden van Welken Mozes in de Wet geschreven heeft’ (Joh. 1:46). Deze Persoon is wel op velerlei wijze afgeschaduwd of getypeerd door de ceremoniën van het Oude Testament. Lees Zondag 6 van de Catechismus maar na.
De komst van deze onuitsprekelijk heerlijke Persoon is in beeldende taal voorzegd. De profeten hebben Zijn komst vergeleken bij het opgaan van de zon, soms na een donkere nacht vol van regen (2 Sam. 23:4). Of bij het voortkomen van een klein groen spruitje uit een schijnbaar dode, harde tronk (Jes. 11:1). Of bij het plotseling verschijnen van een blinkende ster (Num. 24:17). Of bij het onverwacht losraken van een kleine steen van een hoge berg (Dan. 2:44).
De vervulling ervan
Er is iets opmerkelijks in de heilsgeschiedenis. Dit opmerkelijke loopt als een gouden draad door de hele Schrift. We doelen op het feit dat aan de vervulling van Gods beloften steeds een periode van donkerheid en onmogelijkheid voorafgaat. Denk aan de geschiedenis van Izaks geboorte: ging het niet vijfentwintig jaren door de onmogelijkheid heen? Denk aan Davids koningschap: heeft hij het niet van de Heere verkregen in een weg waarin het met Gods beloften de dood in scheen te gaan? De kern waar het steeds weer om draait, is dit: wanneer de Beloofde komt, zwijgt de belofte. Gods weg kenmerkt zich door de afsnijding van alle mogelijkheden aan 's mensen kant.
We zouden ons vergissen als we meenden dat dit alleen de heilsgeschiedenis betreft. Gods knechten mogen deze lijn in de prediking doortrekken naar het heilsordelijke en bevindelijke leven. De enige norm voor de bevinding kan immers slechts liggen in het objectieve werk van God, geopenbaard in de Schrift. Mij trof een citaat van wijlen prof. G. Wisse in zijn mooie boekje ”De heilsfeiten”. Hij schrijft daar (blz. 14, 15): ‘Want let er wel op: één en denzelfde gang volgt God ook in de genadebedeling in ons. We moeten bij al de heilsfeiten deze souvereine Wet Gods in het oog houden, namelijk zoals Gods weg is vóór ons, in de voorwerpelijke heilsfeiten, zo is ook naar eenzelfde lijn Gods genadegang in ons, in ons zieleleven. Dit is een goed gereformeerde bijbelse opvatting. Er is nacht, er is geboorte, er is sterven, er is opstanding, er is hellevaart, er is hemelvaart, ook binnen in ons. Dit loopt alles langs dezelfde lijnen, hier is een parallel. Hoe komt zulks? Omdat beide rusten in de aard, in de modaliteit van Gods Wezen'.
Uitziend volk
Het Kerstfeest is weer dichtbij gekomen. Het zal ons ook dit jaar weer leeg laten als we niet iets van de levende adventsverwachting leren kennen. Er is onder ons nog een uitziend volk, dat zonder de komst van de Beloofde der vaderen niet meer leven en niet meer sterven kan. Het zijn er wellicht niet zovelen. Het waren er tweeduizend jaar geleden ook niet zoveel. Vergeleken met de tallozen die Hem niet begeren zijn Gods kinderen altijd maar een 'wormpje' geweest, een 'klein kuddeke'. Hoewel, op zichzelf beschouwd als de sterren des hemels in menigte en als het zand dat aan de oever van de zee is...
Als Christus komt, komt Hij altijd als het bij ons onmogelijk is geworden. Gods kinderen leren dat zij niet leven kunnen van een beschouwing of een rekensom: zij leren leven van het wonder.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 2024
De Saambinder | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 2024
De Saambinder | 24 Pagina's