Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hemels onderwijs uit de natuur

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hemels onderwijs uit de natuur

6 minuten leestijd

Het was de laatste maal dat Bildad in het vorige hoofdstuk het woord genomen heeft. Jobs vrienden waren gekomen met de bedoeling hem te troosten. Hadden ze Job maar, zoals de vrienden van de geraakte deden, aan de voeten van de grote Heelmeester gebracht. Maar in plaats daarvan hebben ze Gods werk in Job voor verdacht gehouden.

Zo ook Bildad als hij in Job 25 nog eens fijntjes Job vraagt of een mens die van een vrouw geboren is zuiver is? Nee, natuurlijk niet. Het kan niet anders: Job is een huichelaar, die volhardt om zijn zonden te bedekken.

Daarom heeft de Heere hem zo gestraft. Met grote klem wees Bildad op Gods majesteit en ‘het grote getal Zijner benden’, zoals hij de engelenmachten noemt, die de Heere bijstaan in het straffen van de goddelozen. Het is in heilige ironie dat Job Bildad antwoordt en uitroept: ‘Hoe hebt gij geholpen dien die zonder kracht is, en behouden den arm die zonder sterkte is’ (Job 26:2). Job wil zeggen dat Bildad hem niet geholpen, laat staan getroost en behouden heeft. In plaats van hem bij te staan in zijn lijden, en hem te onderwijzen in de onbegrepen wegen die de Heere met Job houdt, heeft Bildad hem, onterecht, gezocht te verschrikken met Gods vreselijke majesteit over de onboetvaardigen. Onterecht, want Job was geen onbekeerde die gedaagd moest worden voor Gods heilige majesteit. Job was ook geen huichelaar die de gloed van Gods alwetendheid probeerde te ontwijken. Dat moeten we goed verstaan. De woorden van Bildad bevatten wel een algemene waarheid.

Hoe nodig is het dat we in de prediking voor Gods rechterstoel gedaagd worden. God is onze Rechter voor Wie we rekenschap moeten afleggen. Nee, God zal nooit met terzijde schuiven van Zijn recht een vriendelijk Ontfermer zijn. Maar de vrienden van Job wilden de waarheid van het wrekende recht Gods toepassen op een man die in een heel andere toestand verkeerde.

Versterken en oefenen

De Engelse verklaarder Hutcheson schrijft dat er maar zeer weinigen zijn, zelfs onder Gods volk, die geoefend zijn in de kunst van het versterken van het geloof. Dat geloof van Job wilde de Heere Zelf gaan versterken en oefenen. Wat de vrienden niet kunnen, gaat de Heere Zelf aan Job leren vanuit de natuur. Hij laat Job zien hoe Hij ‘de wateren bindt in Zijn wolken’. Job mag gaan vertellen hoe wonderlijk dat is. God maakt dat de wolken uit de dampen der aarde opwaarts stijgen, en door Zijn voorzienigheid in de lucht zo samenklonteren dat zij schijnen in zakken gebonden te zijn (kanttekening 23). Dat is het werk van de almachtige Schepper, Die in Zijn Vaderlijke voorzienigheid zo zorgt. Hebt u Gods wijsheid en goedheid in de werken van Zijn onbevattelijke voorzienigheid ook weleens mogen zien?

Job ziet nog meer, aangeduid in de tegenstelling van het woordje ‘nochtans’. Nochtans, hoewel de wolk zo zwaar is van de watermassa, scheurt ze niet. Het druipt slechts hier en daar, ‘naar dat het den Heere belieft’ (kanttekening 24). Hebt u zo ook weleens naar de wolken gekeken? Dat het een wonder was dat de wolken zich niet over u ontsloten hebben zoals in de dagen van Noach, toen God in Zijn grote toorn de wolken niet meer samenbond, maar ze leeg liet regenen in de volvoering van Zijn oordeel? Dan wordt Gods lankmoedigheid zo wonderlijk.

Zo gaat God vanuit Zijn werken in de natuur Job opleiden naar de kennis van Wie Hij is in Zijn Wezen. Als de Heere in het leven komt, gaat Hij Zichzelf bekendmaken in Zijn deugden, volmaaktheden en Goddelijke eigenschappen. Die deugden worden afgedrukt in de ziel. Als de ogen daarvoor opengaan, wordt Gods majesteit ook, of misschien juíst wel, in het rijk der natuur gezien. Hoe dat het ganse schepsel zucht en als in barensnood is, moe geworden om de mens der zonde nog langer te dragen. Dan wordt het een wonder dat de Heere een ellendig schepsel nog draagt en spaart. En toch, het ongenoegzame daarin is: niet verteerd, maar ook niet behouden. Job kon met de kennis van Gods deugden voor zichzelf geen verzoening bewerken bij die hoge God. Met alle genade die hem te beurt gevallen was, kon hij zijn zaak niet opgelost krijgen. Job had zoveel kennis aan Gods deugden gekregen, was smartelijk onderwezen in de kennis van Zijn eigen bestaan (denk aan Job 3, als hij zijn geboortedag vervloekt), en had een zicht op de Middelaar ontvangen (zie bijvoorbeeld de Mensenhoeder in Job 7, de Scheidsman in Job 9, de Borg in Job 17 en de Verlosser in Job 19). Hij roept het uit: ‘Zie, dit zijn maar uiterste einden Zijner wegen; en wat een klein stukje der zaak hebben wij van Hem gehoord! Wie zou dan den donder Zijner mogendheden verstaan?’ (Job 26:14).

Verzoening aanbrengen

De vrienden van Job waren geen vreemden van genade. Elifaz spreekt zelfs van een Godsontmoeting in zijn leven (Job 4), maar in deze weg kunnen ze Job niet bijstaan. Later zal Elihu, de jongere vriend meer licht ontvangen en ervan spreken: ‘Mijn Vader, laat Job beproefd worden tot het einde toe’ (Job 34:36). Hoe meer God Zich in Zijn majesteit en recht bekendmaakt, hoe kleiner en goddelozer Job in zichzelf wordt, totdat hij zichzelf mag gaan verfoeien in stof en as. De Scheidsman Die hij had mogen zien, moet gaan tussentreden en verzoening gaan aanbrengen. Daar maakt de Heere plaats voor.

Als Job nu maar een klein stukje der zaak van God gehoord heeft, hoe weinig weten wij daar dan van? Als dit maar een klein stukje der zaak is, hoe groot moet die Almachtige Zelf dan zijn? Hoe meer kennis van die grote God, hoe meer ontdekking van onze nietigheid en onwaardigheid, hoe noodzakelijker de tussentreding van de Borg wordt.

Wat is de kastijding in Jobs leven nuttig gebleken. Nee, we hoeven niet naar drukwegen te verlangen. Wat kan een mens daar ook voor vrezen. En toch, ziende op de uitkomst bij Job, mochten we wel voorzichtig vragen: ‘Zo doe Hij ook aan mij!’


Hij bindt de wateren in Zijn wolken, nochtans scheurt de wolk daaronder niet.

Job 26:8

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 2025

De Saambinder | 20 Pagina's

Hemels onderwijs uit de natuur

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 2025

De Saambinder | 20 Pagina's