Meelezen [9]
ZEVEN LEERREDENEN Over LUKAS 18:35-43
TWEEDE TEKST uit Lukas 18:35-43
Vers 36: ‘En deze horende de schare voorbijgaan, vraagde wat dat was’.
In de burgerlijke wetten die de Heere God vroeger aan de Israëlieten gaf om hen daarmee in hun gewone leven te regeren, staat ook de bepaling dat er onder hen geen bedelaars mochten zijn. Het bevel van de Heere luidt in Deuteronomium 15:4 namelijk: ‘Alleenlijk, omdat er geen bedelaar onder u zal zijn…’. Dat betekent dat niemand aan de kant van de weg of langs de huizen mocht gaan zitten bedelen.
Waarom men niet mocht bedelen? Er waren voor de Heere verschillende redenen waarom Hij een wet als deze aan het volk gaf:
1. Hij had dit volk, de nakomelingen van Abraham, boven alle andere volken in de wereld tot Zijn eigen volk verkoren. Daaraan wilde Hij in het bijzonder Zijn genade en zegeningen schenken. Maar daarom wilde Hij ook door dit volk in het bijzonder geëerd, gevreesd en gediend worden. Zo waren de Israëlieten boven alle volken het volk van God. Daarvan zei de Heere in Exodus 19:6: ‘En gij zult Mij een priesterlijk koninkrijk en een heilig volk zijn’. Welnu, wat zou er dan schandelijker zijn en wat kon er méér tot oneer van God en Zijn dienst zijn dan dat er in het openbaar bedelaars onder het volk van God gevonden werden? De Naam van de Heere moest hierdoor wel gesmaad worden door de andere volken op de aarde. Het zou er dan op lijken dat de Heere Zich wreed en hard tegen Zijn volk opstelde, omdat Hij hen niet op een eerlijke manier kon of wilde onderhouden. Het leek er dan op dat Hij hen verliet en dat ze hun brood bij elkaar moesten bedelen. Dat zou een grote schande zijn voor het godsdienstige leven en het dienen van God.
2. Daarnaast verbood de Heere het bedelen, omdat het onder Zijn volk een teken van grote liefdeloosheid zou zijn als rijke mensen de armen niet zouden onderhouden, maar hen zomaar aan hun lot overlieten zodat ze om brood moesten bedelen. De Heere wilde niet dat er zo’n schandvlek op Zijn volk zou liggen. Hij wilde niet dat de heidense volken Zijn Naam zouden lasteren en zeggen: ’Staat Israël, dat volk van God, boven ons, maar laat hun godsdienst dan toe dat ze zich zo wreed, liefdeloos en onbarmhartig tegenover hun arme medemens gedragen? Laten ze hen dan wegens gebrek en armoede bedelen?
3. Ten slotte wist de Heere ook hoe er in het volksleven allerlei slechte dingen voortkomen uit armoede en uit het niets omhanden hebben. Bedelaars zijn vaak een slecht soort mensen; daardoor komen ze apart te staan in het normale maatschappelijke leven, ze doen niet meer aan godsdienst en geven zich meestal over aan allerlei wetteloze en goddeloze dingen. Daardoor kun je van hen allerlei slecht gedrag verwachten zoals stelen, moorden, roven en zo meer.
Kijk, om deze redenen verbood de Heere plechtig dat er ooit bedelaars onder het volk Israël zouden zijn. Om bedelarij ook daadwerkelijk te weren, stelde de Heere verschillende goede wetten in. Daarin was ook de wet waarin God bepaalde dat een deel van de tienden die het hele volk moest opbrengen voor de armen bestemd was, zodat die daarvan konden worden onderhouden.
wordt vervolgd
Uit:
DE GENEZING VAN DE BLINDE BARTIMEÜS
Theodorus van der Groe
(uitg. Den Hertog, Houten, 2020).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 februari 2025
De Saambinder | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 februari 2025
De Saambinder | 24 Pagina's